stelling te begrijpen moeten we de achtergrond van palliatieve zorg als specialisme bezien.
Palliatieve zorg verschoof als eerste geneeskundige discipline de focus van genezen tot elke prijs naar behandeling en beheersing van symptomen bij een levensbedreigende ziekte. Genezing was nooit het doel van palliatieve zorg. Integendeel, palliatieve zorg richt zich op het onder controle houden van symptomen. Daarmee gaat het over het verbeteren van de kwaliteit van leven van diegenen die ernstig ziek en stervende zijn.
Palliatieve zorg boekt tegenwoordig grote successen bij pijnbestrijding. Vaak wordt beweerd – waarschijnlijk ietwat overdreven – dat palliatieve zorg erin slaagt in 95 procent van de gevallen de pijn succesvol te bestrijden. Veel minder vaak komt echter naar voren dat palliatieve zorg slechts beperkte mogelijkheden heeft om andere algemeen voorkomende symptomen van ernstige ziektes te verlichten, zoals zwakte, ademnood en misselijkheid. Of, simpel gezegd, om een goed overlijden te garanderen.
Regelmatig vertellen patiënten ons dat hun palliatieve zorg de best beschikbare is. Ze leggen uit op dat moment wellicht geen pijn te ervaren, maar dat hun ziekte de kwaliteit van hun leven niettemin ernstig aantast. Zij weten dat moderne palliatieve zorg hier meestal niets tegen kan doen.
Sommigen zijn zo zwak dat zij zich niet zonder hulp kunnen verplaatsen. Anderen hebben zo’n ademnood dat zelfstandig leven onmogelijk is. Niet-medische problemen maken bij veel mensen echter de grootste inbreuk op hun kwaliteit van leven. Een gedenkwaardig voorbeeld betrof Bob, een man van middelbare leeftijd. Bob leed aan longkanker. Hij was onvoorstelbaar verdrietig dat zijn favoriete tijdverdrijf - golfen met zijn maten - niet langer mogelijk was. Deze man was