De dood van de Spanjaard Ramón Sampedro in 1998 en de latere bekroonde film The Sea Inside vestigden de aandacht op het gebruik van natriumcyanide als een effectief middel waarmee een einde aan de lijdensweg van ernstige zieke personen kan worden gemaakt.
Sampedro, een dwarslaesiepatiënt sinds een duikongeval op zijn 26e, beëindigde zijn leven door het drinken van een glas water waarin kaliumcyanide (KCN, cyaankali) was opgelost. Hij overleed snel en vredig. Na het zien van The Sea Inside vraagt menigeen zich af waarom ernstig zieke mensen niet vaker cyanidezouten gebruiken om vredig te sterven. In dit hoofdstuk behandelen we enkele problemen die verbonden zijn aan het gebruik van cyanide en geven we enkele antwoorden daarop.
Achtergrond van cyanide
In 1814 isoleerde de Franse scheikundige Joseph Gay Lussac blauwzuur, HCN, en gaf de naam cyanide aan de CN-groep die in meerdere chemische verbindingen voorkomt. De kleurstof Pruisisch blauw is er een goed voorbeeld van; de cyanidegroepen zijn hier als complex sterk gebonden aan ijzer (ferri) en daardoor minder giftig. Maar vrij blauwzuur, HCN, een vloeistof en boven 25,6 ℃ een gas, is zeer giftig. De huid kleurt blauw door cyanidevergiftiging.
Interessant om te weten is dat HCN het hoofdbestanddeel was van Zyklon B, dat gebruikt werd in de nazi-gaskamers. HCN, wanneer geadsorbeerd aan korrels dragermateriaal, kan veilig worden vervoerd; blootgesteld aan de lucht komt blauwzuurgas vrij.