search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Wie is Karin de Haas?


Sinds 1 april 2019 is Karin de Haas directeur van het COB. Ze was al acht jaar aan het COB verbonden in het veld van kennis, communicatie en strategie. Het opzetten en managen van het tunnelprogramma was de laatste jaren haar primaire taak en dit blijft haar verantwoordelijkheid. Eerder werkte Karin onder meer voor Delft Cluster, het Mi- nisterie van IenW, Deltares (toen GeoDelft) , TU Delft en Geo-Impuls.


Blijkbaar is de relevantie van de dingen die we doen de katalysator van de groei die het COB nog steeds doormaakt.”


Nieuwe puzzels “Het COB houdt zich bezig met puzzels die je met elkaar kan oplossen, maar waar nog geen echte oplossing voor is”, stelt De Haas. “Het COB stopt als er een regel of richtlijn wordt opgesteld of als activiteiten door de markt kunnen worden opgepakt. Daarmee gaat het COB ook niet op de stoel van markt- partijen zitten. De kracht van het COB is het netwerk, bestaande uit 350 tot 450 mensen die zich belangeloos inzetten. Het netwerk kan alleen bestaan als de behoefte aan uitwisseling van kennis en ervaring bestaat. Als die behoefte er niet meer zou zijn, dan houdt het COB op te bestaan. Het COB is een non-pro- fitorganisatie die geen basisfinanciering kent, maar financieel wordt gevoed uit een participanten- of een programma- bijdrage.”


Internationaal Karin de Haas benadrukt dat veel ken- nisopgaven waar de Nederlandse tun- nelsector mee te maken heeft internatio- naal ook spelen. “Hoe ga je bijvoorbeeld om met de strategische positie die tun- nels innemen in een netwerk in combi- natie met de renovatie van die tunnels de komende 10 jaar? Bovendien zijn fond- sen en subsidieregelingen voor kennis- ontwikkeling vooral Europees. Het COB werkt daarom aan een Europees tun- nelprogramma samen met het CEDR, the Conference of European Directors of Roads. 27 november as. organiseert het COB de tweede Europese conferentie over tunnelrenovatie.”


Tunnels Nederland telt ongeveer negentig tun- nels, die óf geboord óf afgezonken zijn. In 2007 zijn daar de landtunnels bijge- komen. Veel daarvan komen nu in de fase van renovatie. De oudste tunnel in Nederland is de Rotterdamse Maas- tunnel uit 1942, gevolgd door de Vel- sertunnel uit 1957. Beide tunnels zijn de afgelopen jaren gerenoveerd. In Zuid-Holland gaat Rijkswaterstaat


tot


2030 al acht tunnels renoveren. Lande- lijk lopen er zo’n dertig tunnelprojecten, zowel nieuwbouw als renovatie. Karin de Haas: “We staan aan de vooravond van een forse renovatieopgave. De positie van tunnels in hun directe omgeving ver- andert, duurzaamheid komt centraal te staan en de eisen aan betrouwbaarheid,


“HET DOORLOPEN VAN HET PROCES IS VAAK NOG BELANGRIJKER DAN DE OPLOSSING”


beschikbaarheid


en


hinderbeperking


gedurende de hele levenscyclus nemen toe. Vier jaar terug heeft het COB een langetermijnvisie ontwikkeld op tunnels in Nederland, met de centrale vraag: hoe zien tunnels in hun context er in de toekomst uit en met welke stappen nú kunnen we die toekomst voorbereiden? Met die visie is het COB een tunnel- programma gestart, waarin gewerkt wordt aan onderzoeksprojecten die ervoor moeten zorgen dat tunnelprojec- ten met minder hinder en meer waarde gerealiseerd kunnen worden.”


Tunnelspecifieke kennis “Dat begint bij de kennis van een spe- cifieke tunnel. Uit de opgebouwde erva- ring met


tunnels hebben we geleerd


dat een tunnel, net als alle infrastruc- tuur, civiele vraagstukken heeft. Bij tun- nels gaat het om aspecten als voegen, deformatie en degradatie. Hoe meet je deze aspecten en hoe leg je beheer- informatie vast? Wat is de daadwerkelijke restlevensduur? Het COB heeft recent een zogeheten structural health analyse (SHA) ontwikkeld, die de beheerder van


OTAR Nr.4/5 - 2020 7


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64