This page contains a Flash digital edition of a book.
“I


n de afgelopen jaren is liefst twintig procent van de markt in de infra weggevallen,” zegt Paul Groot, programmaleider Infrastructuur en Aanbesteden bij het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB), “maar sinds vo- rig jaar lijkt een kentering plaats te vinden.” De verwachting is dat de sector in de komende jaren kan rekenen op gemid- deld twee procent groei en langzaam weer op kan krabbelen. Toch moet dat positieve geluid in perspectief geplaatst wor- den, aldus Groot. “Als je de cijfers van het begin van de crisis naast het verwachte niveau van 2020 legt, dan is het verschil nog niet weggewerkt.” De infrasector is sterk afhankelijk van overheidsbudgetten en die zijn juist tussen 2010 en 2013 fl ink gekrompen. In 2015 laten de cijfers herstel zien, met name in de nieuwbouw, het onderhoud aan infrastructuur blijft ach- ter. Het beeld binnen de infrasector is divers: waterbouwers hebben door grote projecten als Ruimte voor de Rivier niet te klagen over werk. Stratenmakers hadden tijdens de crisis te lijden onder de economische malaise, maar voor hen zijn er weer mogelijkheden nu de bouw van nieuwe woningen stevig aantrekt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor beroepsgroepen als grondwerkers en monteurs infratechniek. Wegenbouwers zijn sterk afhankelijk van investeringen door de overheid. Die zul- len pas vanaf 2017 weer echt aantrekken. Op de middellange termijn blijft de groei van de onderhoudsmarkt wel vrij sterk achter bij de investeringen.


Uitgesmeerde crisis


Dat de bouwsector in de afgelopen jaren harde klappen heeft gekregen is algemeen bekend. Door de crisis belandde de jaarlijkse woningbouwproductie op een dieptepunt. De infra- sector heeft een directe relatie met de bouw van nieuwe wo- ningen. Worden er weinig woningen gebouwd, dan valt een deel van de aanleg van nieuwe infrastructuur, zoals riolering en bestrating, ook goeddeels stil. Volgens Richard Mulder, be- leidsadviseur bij Bouwend Nederland, wordt daarbij ook nog- al eens onderschat hoe belangrijk gemeenten en provincies zijn in het totale aantal opdrachten binnen de infrasector. “Er wordt vaak alleen naar Rijkswaterstaat gekeken, maar aanne- mers zijn voor driekwart afhankelijk van opdrachten van ge- meenten en provincies.”


Toen de crisis op de woningmarkt toesloeg, was de gedachte veel infrastructurele projecten naar voren te halen, om zo de crisis door te komen. Maar de economische malaise hield lan- ger aan dan gedacht. Mulder: “De aanleg van veel wegen is bijvoorbeeld versneld uitgevoerd, waardoor de crisis in de in- frasector eigenlijk is afgeremd. De hoop was, dat als de wo- ningmarkt na een paar jaar weer zou herstellen, dat de infra- sector op niveau zou kunnen blijven. Maar het herstel op de woningmarkt duurde veel langer dan gedacht, waardoor de infra ook met een diep dal te maken kreeg.” Dat heeft vooral te maken met overheidsbudgetten, waar de infrasector voor een groot deel van afhankelijk is. “Wij verwachten dat het nog wel twee jaar duurt voordat er vanuit de decentrale overhe- den weer meer geld beschikbaar is. Er zit altijd een vertra- ging in het aanpassen van de budgetten vanuit overheden, ook als de woningmarkt zich alweer voor een groot deel her- steld heeft.” Naast de beschikbaarheid van budgetten, speelt


‘HET HERSTEL OP DE WONINGMARKT DUURDE VEEL LANGER DAN GEDACHT, WAARDOOR DE INFRA OOK MET EEN DIEP DAL TE MAKEN KREEG’


volgens Mulder een aantal andere trends een rol in de infra- sector, nu en in de toekomst. Het gaat dan om de verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, nieuwe opgaven en innovatie. Daarbij is het ook de vraag in hoeverre de arbeids- markt in de infrasector klaar is voor de toekomst.


Nieuwe contractvormen


Een belangrijke ontwikkeling die in de afgelopen jaren ingrij- pende gevolgen heeft gehad voor bouwbedrijven is de ver- houding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Mulder: “Doordat overheidsbudgetten terugliepen en zowel Rijkswa- terstaat als decentrale overheden steeds meer risico’s bij de markt hebben gelegd, heeft dat tot een situatie geleid waar- bij evenveel aanbieders moesten concurreren om minder op- drachten, tegen minder goede voorwaarden.” Het past in de bredere trend waarin de overheid zich terugtrekt en meer aan de markt overlaat. “De ‘werkhonger’ was zo groot, dat bouw- bedrijven die voorwaarden hebben geaccepteerd, maar het heeft tot grote problemen geleid. Het voorbeeld van Ballast Nedam, met een omzet van een miljard per jaar, is misschien het bekendste voorbeeld, maar er zijn meer aannemers, ook in het MKB, die in de problemen zijn geraakt doordat tegen- vallers tijdens een project door die bedrijven betaald moesten worden. En dat terwijl de marges al heel klein zijn.” Intussen staan de winstmarges in de sector op een historisch diepte- punt, zegt Groot. “In vijfentwintig jaar zijn de winsten niet zo laag geweest. Het gaat in de infrasector om één tot anderhalf procent.”


Nr.8 - 2015 OTAR O Nr.8 - 2015TAR 13


Richard Mulder, Bouwend Nederland


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70