This page contains a Flash digital edition of a book.
DOCHTER KNIL-VETERAAN VERWERKT GRUWELEN WO II IN SERIE SCHILDERIJEN


‘Visuele geschiedschrijving’


“Nou, begin maar.” Zo start het interview met de broos ogende, maar mentaal o zo sterke Trees Ruijs (90). Dochter van een KNIL-veteraan die aan de Birmaspoorweg moest werken en zelf kampslachtoffer. Beelden van de dodenspoorweg, maar vooral haar eigen herinneringen aan het jappenkamp verwerkte de beeldend kunstenaar dertig jaar geleden in meer dan twintig schilderijen.


Door: Janke Rozemuller


Trees Ruijs, beeldend kunstenaar


in ruste. Foto: Jean-Pierre Geusens (Focuss 22)


Over de serie schilderijen van Trees Ruijs verscheen vorig jaar het boek Terugblik op de ‘Jappentijd’, vol- gens het Museumtijdschrift de mooiste catalogus voor een tentoonstelling. Die tentoonstelling in het NIOD is helaas niet meer te zien, maar door de publicatie zijn de bijzondere werken van Ruijs wel aan de vergetel- heid ontrukt. Werd een expositie van de serie dertig jaar geleden geopend door Loe de Jong – hij noemde het werk visuele geschiedschrijving – tegenwoordig liggen de werken opslagen in een depot. Dit zeer tegen de zin van de maakster, die haar werk juist aan het publiek wil tonen. Ruijs werd geboren in Maastricht en woonde van 1928 tot 1946 met haar ouders, drie zussen en vier broers in Nederlands-Indië. Daar had ze een gelukkige jeugd, vertelt ze, waar in 1942 door de Japanse bezetting een einde aan kwam. Met haar moeder en broers en zussen werd ze geïnterneerd, eerst in een woonwijk in Malang,


later in de kampen Karang Panas en Lampersari in Semarang op Java. Haar vader, een KNIL-soldaat, werd tewerkgesteld aan de Birmaspoorweg. Het gezin over- leefde de oorlog en na een gedwongen repatriëring naar Nederland ging Ruijs studeren aan de kunstacademie in Den Haag. Daar ontmoette ze ook haar man. “Hij leek op Vincent van Gogh, met zijn kuif”, vertelt ze, liefdevol kijkend naar een ingelijste foto op het dressoir. Samen kregen ze zes kinderen, waardoor Ruijs zich tot haar grote verdriet pas op latere leeftijd volop kon gaan bezig- houden met haar grote passie, schilderen.


‘Kommetje rijst van de Jap. Onbegrijpelijk voor ons.’ Illustratie: Trees Ruijs/WBooks


Gloed van woede In de jaren tachtig is Ruijs vier keer teruggeweest naar Indonesië. “Ik voelde me een toerist in eigen land”, ver- telt ze. Het ouderlijk huis, de plek die ze omschrijft als ‘een paradijs’, stond er niet meer. “Het was een stoppel- veld geworden.” Tijdens een van haar reizen logeerde ze bij een broer van een Indische kennis. “’s Nachts hoorde ik hem in het huis ontzettend lawaai maken, kreten uitstoten en heel hard de lades van een kast dichtgooien. Toen ik in zijn omgeving vroeg wat er met hem was, kreeg ik te horen: ‘Zo is hij als jongeman teruggekomen van de Birmaspoorweg.’ Hij had een trauma.”


januari-februari 2016 13


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65