This page contains a Flash digital edition of a book.
De reünisten bij elkaar, vlnr: Ed van Tuijl, Ed van Beek, Rinus Oosterveer, Gorrit van Berkum en Johannes Velstra. Foto: Ageeth van der Veen


eigenlijk niet meer dan een rotsblok waar we op verbleven.” Vanaf maart 1962 was het: acht uur op, acht uur af. Dan zaten er steeds drie of vier tegelijk te tikken. Van Ber- kum: “Het meeste berichtenverkeer kwam van Biak en werd door ons gedecodeerd. Zeer geheime berich- ten werden gedecodeerd en uitgetikt door de verbindingsofficier. Kleine moeite voor ons om het verse carbon- papier uit de prullenbak te halen en te lezen.” Zo wist hij in april 1962 dat er Indonesische infiltranten in het ach- terland van Fak-Fak waren gesigna- leerd en er een meerdaagse patrouille uitgestuurd zou worden. “Ik ging mee als telegrafist. Een hele rij Papoea’s droeg de zend- en ontvangstappara- tuur. Maar zo gauw er één schot gelost werd in de verte, waren alle Papoea- dragers meteen weg. Foetsie, het oerwoud in. Het was ons grote geluk natuurlijk dat ze na een poosje weer tevoorschijn kwamen.” De patrouille duurde langer dan gedacht, maar liefst zes weken. Het voedsel raakte op. Ze dronken water uit bamboestelen. “Dan wordt een mens in die grote omringende natuur ineens heel klein”, vertelt Van Ber- kum. Er werden uiteindelijk voedsel- pakketten gedropt door een Dakota. Van de honger waren er collega’s die probeerden daar ’s nachts wat extra’s uit te eten. De groep strafte keihard: zij moesten de volgende dag voorop- lopen. “Dat wilde niemand”, aldus Van Berkum. “Je wist dat je daar elk moment onder schot genomen kon worden.” Toen er daadwerkelijk een Indonesi- sche parachutist gevangengenomen werd, kreeg Van Berkum de taak deze Indonesiër te bewaken. “Hij zat aan een touw en ik moest dat touw vast-


26 september 2016


houden onderweg. Geen makkelijke opgave: we moesten dagenlang samen door kali’s waden, over heuveltjes klauteren, ons een weg banen door dichte bebossing. Ik dacht: die Javaan is waarschijnlijk – net als ik – gewoon voor zijn nummer opgekomen. We zit- ten in hetzelfde schuitje. Tijdens die uitputtende tocht was voor mij vaak de vraag: wie helpt nou wie? Want hij nam waar nodig mijn spullen aan en trok mij ook omhoog.”


Foelie en Papoea’s De relatie met de Papoea’s was iets bij- zonders, zeggen de telegrafisten op de reünie. Ze waren van hen afhankelijk als ze de bossen in gingen. Maar de Papoea’s hadden hun eigen, ondoor- grondelijke wereld. Oud-telegrafist Van Tuijl nam in zijn tijd op Nieuw- Guinea bokslessen. “Ik weet nog dat er een keer een wedstrijd was geor- ganiseerd. Ik schreef me enthousiast in, maar ik werd bij de eerste klap al buiten westen geslagen. Ik zal nooit de Papoea-meisjes vergeten die om mij heen stonden toen ik bijkwam. Ze stonden zich te bescheuren van het lachen.” Als collega-telegrafist Van Beek terug- denkt aan Fak-Fak, ruikt hij de foelie weer. “Het stond daar vól met noot- muskaat, in versuikerde vorm was dat een slaapmiddel voor de Papoea’s. Van een oranje deel van de bloei wordt foelie gemaakt. Dat lag overal uitgespreid in de zon rond Fak-Fak te drogen.” Organisator Van Vliet zat zelf in Sorong. “Ik denk dat voor iedereen geldt: je ging er als een nieuwsgierig broekie heen en je kwam als een man terug. Het is voor ons allemaal een vormende periode geweest.” Van Vliet bespeurt ook bij elke reünieganger


wel een verbintenis met het lot van de Papoea’s. “We hebben het gevoel dat we hen in de steek hebben gelaten. Negen jaar geleden ben ik terugge- weest naar Sorong. Daar schrok ik van: het was vies en ik zag bijna geen Papoea’s meer. Het maakte me kwaad. We houden een loterij op de reünie en de opbrengst gaat via paters en stich- tingen naar de Papoea’s: voor school- tjes, gemeenschapshuizen, noodhulp. Onze betrokkenheid bij de Papoea- bevolking blijft.” Van Berkum zegt over de reünie: “Je deelt een gevoel met elkaar. Op mijn eerste reünie herkende ik geen mens. Maar je bent in een bepaald stadium van je leven afhankelijk geweest van elkaar. Je hoorde bij elkaar. Die band voel je hier meteen en je raakt in gesprek. Ook over hoe het nú met je gaat overigens, want ik denk dat dat belangrijk is. Het zijn allemaal ouderen en je hebt hier een groep om je heen die vertrouwd en echt belang- stellend is, heel waardevol.”


Radio Scheveningen Van Beek kwam later bij Nedlloyd terecht. “Daar werkte ik met jonge mensen en als we dan op zo’n schip kwamen, zei ik altijd: ‘Kom, we gaan even naar de marconist.’ Dan stapten we daar binnen en floot ik zachtjes de code van Radio Sche- veningen. Altijd raak: onmiddellijk opveren, herkenning bij die marco- nist. Dat is mooi, je spreekt samen een taal die anderen niet verstaan. En het brengt je meteen weer terug naar die tijd. Ik kan het nog!” Van Vliet is alweer aan het voorbe- reiden voor de reünie van 2017. “We zijn al aan het kijken naar de muziek die we willen. Het kriebelt alweer hoor.”


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65