This page contains a Flash digital edition of a book.
Door: Gielt Algra Foto: Marius van Leeuwen


I


n juni 1987 stierf Louis van Iersel. Hij werd op de erebegraafplaats Arlington bij Washington begra- ven. Op 18 maart 1919 had hij uit handen van de Amerikaanse opperbe- velhebber Pershing de Medal of Honour gekregen voor een actie tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een hele reeks andere onderscheidingen was hieraan voor- afgegaan en zou er ook nog op volgen. Hij was een van de meest gedecoreerde mannen in het Amerikaanse leger. Louis van Iersel was echter een Nederlander. Journalist Jorge Groen, tevens de auteur van het boek Nederlanders in de Grote Oorlog, is al sinds jaar en dag aan het spitten in de voornamelijk buitenlandse archieven naar de deelname van Neder- landers aan de Grote Oorlog. En hij komt met verrassende resultaten, waar- bij allereerst opvalt dat het er zoveel zijn. Verder valt op dat Nederlanders ook zo’n beetje op alle fronten en aan zowel de kant van de Entente als de kant van het Duits-Oostenrijkse blok hebben meegedaan. Vaak was dat vrijwillig, maar in bijvoor- beeld het geval van het Amerikaanse leger was dat meestal de ordinaire dienstplicht. Diegenen die emigreer- den naar de Verenigde Staten en daar tot Amerikaan genaturaliseerd wilden worden, vielen gewoon onder de Ame- rikaanse dienstplichtwet. Als je geen Amerikaans staatsburger wilde worden, kon je vrijstelling krijgen. In de praktijk echter kwam daar vaak niets van terecht en dienden velen onvrijwillig in de Amerikaanse krijgsmacht.


In Nederland leidde dit tot beroering. Er volgden Kamervragen en de minister van Buitenlandse Zaken en de Neder- landse gezant moesten in actie komen en probeerden voor meer dan vijfhon- derd landgenoten te bemiddelen zodat ze de gedwongen Amerikaanse krijgs- dienst konden verlaten.


Grensstreken


In Nederland woonden echter ook velen, en dan met name in de grens- streken, die een Belgische of Duitse vader of moeder hadden. Het kwam voor dat zij gewoon een oproep kregen of dat zij zich vrijwillig voor hun vader- land meldden. Vaak naturaliseerden zij


zich dan tot deze of gene zijde, maar het gebeurde ook dat dit werd nagelaten. Zo sneuvelt op 15 juli 1916 aan de IJzer Henri Lammens, geboren in Sas van Gent. Hij diende in het Belgische leger en zou volgens de Zeeuwse krant die van zijn overlijden berichtte door koning Albert voor dapperheid onderscheiden zijn. Dit soort berichten kwamen steeds vaker voor in de Neder- landse kranten gedurende de oorlog, dus is het onwaarschijnlijk dat de Neder- landse overheid hier geen maatregelen tegen trof.


Nederlands staatsburgerschap Het in vreemde krijgsdienst treden


moest natuurlijk gevolgen hebben voor het Nederlandse staatsburgerschap. Dit zou de Nederlandse schrijver Willem van Iependaal (pseudoniem van Wil- lem van der Kulk), die velen wellicht nog kennen van zijn toneelstukken en hoorspelen die hij onder meer schreef voor de VARA, aan den lijve onder- vinden. Hij woonde al sinds 1910 in Groot-Brittannië en was op een gegeven moment de enige jongeman in het dorp die niet het uniform droeg. Er ontstond een vijandige stemming tegen hem. Ook het aandringen van zijn vriendin, die liever gearmd liep met een man in uni- form, zou hebben meegespeeld. Iets wat natuurlijk vele Nederlanders die in een ander land leefden, overkwam. Twee- maal raakte hij gewond bij de slachting bij Ieper en hij zou gedesillusioneerd na de oorlog naar Nederland terugkeren. Hier aangekomen, werd hem zijn Neder- lands staatsburgerschap afgenomen. Van Iependaal zou zich onderscheiden bij de hulp aan joden in de Tweede Wereld- oorlog op grond waarvan hem in 1954 het Nederlands staatsburgerschap werd teruggegeven.


Op de een of andere manier had- den mensen als Max de Marchant et d’Ansembourg daar minder last van. Net als vele anderen van de Nederlandse adel had deze in Gulpen geboren graaf gediend in het Duitse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij was toen ‘even’ genaturaliseerd tot Duitser en kon na de oorlog blijkbaar gewoon weer Nederlander worden. Namens de Rooms Katholieke Staatspartij zou hij Statenlid en burgemeester worden en later als lid van de NSB Kamerlid en tevens fractie- voorzitter. Tijdens de bezetting werd hij commissaris der provincie Limburg. Na de oorlog kreeg hij vijftien jaar gevange- nisstraf, die hij mocht uitzitten op zijn kasteel.


Vreemde krijgsmacht Niet altijd was er sprake van ‘dienen’


in een vreemde krijgsmacht, alhoewel de scheiding vaak niet zo duidelijk was. Zo zou de Nederlandse journalist Louis Grondijs van onder meer NRC de huidige term embedded journalism wel heel ruim uitleggen en feitelijk gewoon aan de strijd deelnemen. Dit gold ook voor Johan Fabricius, de schrijver van De scheepsjongens van Bontekoe, die aangesteld werd als oorlogsschilder bij een Bosnische compagnie in het Oosten- rijks-Hongaarse leger. Hij zou de ver- schrikkingen van de strijd in de Alpen met deze Bosnische eenheid delen als ware hij een van hen. Later zou hij zijn ervaringen nog gebruiken in onder meer zijn boek Het huis achter de Kim. Zijn woordkeuze liet zien hoe dicht hij bij deze militairen stond: ‘In de loopgraven vond ik een algemene oorlogsmoeheid, veel cynisme en een lage dunk van de Italiaanse tegenstander, maar weinig haat voor enigerlei tegenstander, hoog- stens voor de Duitse wapenbroeder. Men hunkerde naar het einde, zonder nog te durven geloven dat men het zou mogen beleven.’


Fabricius mocht het beleven en zou op 80-jarige leeftijd, een jaar voor zijn dood, nog tegen een journalist vertellen hoe graag hij nog eens naar het oude slagveld terug zou willen keren. Een brief van een oude kameraad had hem hier weer aan doen herinneren.


Gebleven op het slagveld Vele Nederlanders zijn achtergebleven


op het slagveld. Jacob Hartsen, het is niet zeker of hij zich al tot Duitser had genaturaliseerd, sneuvelde op 25-jarige leeftijd op 15 juli 1916 aan de Somme. Hij was waarnemer in een vliegtuig. Op een foto is hij te zien in Duits uniform. Hij droeg toen het IJzeren Kruis tweede klasse en tevens de Orde van Oranje- Nassau.


Het Amerikaanse 110e Regiment Infan- terie heeft aan het einde van de oorlog een ontstellende verlieslijst van 4183 getroffenen, onder wie 760 doden. Een van die mannen is de Nederlander Meinze Hettinga. Hij was op 21 sep- tember 1914 in de VS aangekomen en keerde op 18 mei 1918 weer terug naar Europa. Ditmaal in Amerikaans uni- form. Zijn naam is dan verbasterd tot Meince Hettinger. Hij sneuvelde op 7 oktober 1918 en ligt begraven op het Amerikaanse Meuse-Argonne kerkhof bij Romagne in Noord-Frankrijk.


JULI-AUGUSTUS 2014 11


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66