Verhalen
Charles Dickens’ opmerkelijke ziektegeschiedenissen
Dit jaar wordt het 200ste geboortejaar van Charles Dickens gevierd. Dickens (1812-1870) schreef bevlogen over de misstan- den van zijn tijd, zoals de gebrekkige gezondheidszorg. Maar hij mocht ziekten ook graag gebruiken om de lachers op zijn hand te krijgen, tranen te trekken of te verbijsteren.
H
oewel hij een plank vol vuistdikke romans op zijn naam heeft staan, is Charles Dickens vooral bekend van dat ene ver- haal. Dat verhaal waarvan tientallen verfilmingen
zijn gemaakt en dat elk jaar in decem- ber weer op allerlei zenders te zien is: A Christmas Carol. De schurk van het verhaal is de vrek-
kige zuurpruim Ebenezer Scrooge, rijk geworden over de ruggen van anderen en uitbuiter van zijn enige werknemer, Bob Cratchit. Scrooge’s absolute tegenpool is Tiny Tim, het engelachtige maar ziekelij- ke zoontje van Cratchit. Tim is klein voor zijn leeftijd, loopt met een kruk en wordt regelmatig door zijn vader gedragen. Als Scrooge bezoek krijgt van de Geest van dit Kerstfeest, vertelt deze hem dat – als er niets verandert – Tiny Tim de volgende Kerst niet zal halen. Maar gelukkig, er verandert wél iets.
Scrooge ondergaat zijn beroemde ‘beke- ring’ en wordt als een tweede vader voor
058 december 2012 ArtsenAuto
de jongen. Tim blijft leven, waarschijnlijk dankzij een combinatie van gezondere voeding en de juiste medicijnen. Dickens vertelt ons niet aan wat voor
ziekte Tim lijdt, maar op basis van de symptomen die hij in het verhaal beschrijft, hebben medici in de loop der jaren uitvoerig over zijn casus gespecu- leerd. Een ziekte waaraan men geduren- de de eerste decennia van de negentiende eeuw kon sterven, die zwak en kreupel maakte, maar die in die tijd ook behan- delbaar was: wat zou dat kunnen zijn? Vandaag de dag zijn medici het eens
over twee mogelijke diagnoses. De eerste luidt dat Tim leed aan renale tubulaire acidose (RTA), een aandoening waar- bij de microscopisch kleine buisjes in de nieren onvoldoende in staat zijn zuren uit het bloed te verwijderen en af te voeren via de urine. De gevolgen: een te hoge zuurgraad van het bloed, uitdrogingsverschijnselen, spierzwakte, verlamming, broze botten en nierstenen. Al in de tijd van Dickens wisten medici dat Tims symptomen konden worden
bestreden door het toedienen van alka- lineoplossingen. Een tweede verklaring is misschien
nóg plausibeler, namelijk osteomalacie, oftewel rachitis. In ons land was deze aan- doening bekend als de ‘Engelse ziekte’, en inderdaad: naar verluidt leed zo’n 60 procent van de kinderen in de geïndus- trialiseerde wijken van Londen aan deze ziekte. Rachitis is het rechtstreeks gevolg van vitamine D-deficiëntie, door slechte voeding en een gebrek aan zonlicht. De oplossing? Niet lekker maar wel effectief en in Dickens’ tijd net in zwang aan het komen: levertraan.
Pickwicksyndroom Tiny Tim is de beroemdste zieke in Dic- kens’ werk, maar niet de enige. Dickens laat in zijn romans en verhalen talloze aandoeningen de revue passeren, met zeer uiteenlopende bedoelingen. Bij Tim zorgt zijn kreupelheid en dreigende dood in combinatie met zijn uitgesproken zachtmoedige karakter voor het nodige (melo)drama en maakt zijn genezing het sprookje – want dat is het natuurlijk – compleet. Tegelijkertijd levert Dickens via Tims ziekte kritiek op de Engelse maatschappij, waarin de armen worden uitgebuit en de kinderen het slachtoffer zijn van de Industriële Revolutie. In andere gevallen gebruikt Dic-
kens ziekten vooral om zijn lezers te vermaken, om de lachers op zijn hand te krijgen. Neem Joe, de Dikke Jongen
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100 |
Page 101 |
Page 102 |
Page 103 |
Page 104 |
Page 105 |
Page 106 |
Page 107 |
Page 108 |
Page 109 |
Page 110 |
Page 111 |
Page 112 |
Page 113 |
Page 114 |
Page 115 |
Page 116