Achtergrond
“Dit geldt ook voor allochtone studenten tandheelkunde”, aldus een woordvoer- der. Ook ACTA doet geen onderzoek naar de relatie tussen etnische achtergrond en studieresultaten. Volgens tandart- senorganisatie NMT komen de meeste buitenlandse tandartsen uit Duitsland en verloopt hun integratie in de regel niet met heel grote problemen.
Vooroordelen Mohamed el Hadouchi emigreerde als kind van Marokko naar Nederland. Hij is fysiotherapeut en als docent verbonden aan de Hogeschool Utrecht en aan sportopleidingscentrum Cios in Arnhem. Hij merkt dat niet-westerse studenten ook in de fysiotherapie meer moeite hebben met het praktische ge- deelte. “Het vaststellen van de juiste diagnose en behandeling vereist grote communicatieve vaardigheden, ook non-verbaal, en een diep begrip van westerse omgangsvormen. Daar heb- ben allochtonen meer problemen mee, met name door hun andere culturele achtergrond.” El Ha- douchi geeft al jaren les en constateert dat studenten van niet-westerse afkomst in de fysiotherapie (maar ook aan het Cios) nagenoeg ontbreken. “Fysiotherapeut is een beroep dat in Marokko nog nauwelijks bestaat. Er is van huis uit geen enkele steun om voor een stu- die fysiotherapie te kiezen.” El Hadouchi vindt het een
groot gemis dat alloch- tonen sterk onderver- tegenwoordigd zijn in de fysiotherapie. “Let wel: ik ben erop tegen dat allochtone patiën- ten per definitie door allochtone fysiotherapeu- ten worden behandeld. Maar je ziet dat Nederlandse fysiotherapeuten hun allochtone patiënten vaak niet goed begrijpen en ook
020 december 2012 ArtsenAuto
vooroordelen hebben. Zo denken ze dat allochtonen altijd complexe patiënten zijn en niet therapietrouw zijn. Maar ook dit zit weer vooral in culturele verschillen. Marokkanen ervaren ziek zijn anders, praten anders over ziek zijn, hebben andere verwachtingen van hun behandelaar en snappen ook het nut van oefeningen niet. Een fysiotherapeut van Marokkaanse afkomst kent de culturele verschillen en kan er in zijn behande- ling op inspelen. Bij een Marokkaanse patiënt vraag ik bijvoorbeeld altijd eerst naar zijn familie, een teken van respect en betrokkenheid in de Marokkaanse cultuur. Dat doe ik bij een Nederlander niet snel, omdat ik weet dat die dit een inmenging in privézaken kan vinden.”
Omgangsvormen Net als El Hadouchi vindt Tineke Abma dat zorgverleners een afspiege- ling moeten zijn van de diversi- teit in de samenleving. “Zeker in de grote steden komt de helft van de patiënten niet uit Nederland. Ik vind niet dat je Turken of Marokkanen standaard door een arts uit het eigen herkomstland moet laten behandelen. Maar het kan de diagnose en behandeling ten goede komen als de arts in het
Turks of Marokkaans even kan doorvragen wat nu écht de klacht is.” Abma stelt vast dat er
in perifere ziekenhuizen meer artsen en arts-assis- tenten van niet-westerse afkomst zijn dan in academische ziekenhui- zen. Een Nederlandse arts-assistent in een
streekziekenhuis in een
van de grote steden (hij wil liever niet bij naam genoemd worden) herkent dit. “Het aantal niet-
Onderzoeksrapport van Tineke Abma zie
www.artsenauto.nl/abma
westerse arts-assistenten is inderdaad beperkt. Toch is op mijn afdeling onge- veer een derde van de specialisten niet in Nederland geboren. Ik vermoed dat dit percentage hoger is dan in academi- sche ziekenhuizen.” Dat niet-westerse studenten geen aansluiting vinden bij de specialistencultuur kan deze aios wel begrijpen. “Zelfs ik als Nederlander kijk vreemd op als een aantal artsen samen het clublied van hun studentenvereni- ging aanheft... Overigens denk ik dat die typische specialistencultuur, of wat daar nog van over is, nu snel aan het verdwijnen is.” Op zijn afdeling speelt etniciteit voor de artsen onderling en ook voor de assistenten geen enkele rol, meent deze arts-assistent. “Maar voor patiënten is het wel belangrijk. Marok- kanen vragen vaak specifiek om onze Marokkaanse dokter. En die is daar zelf helemaal niet zo blij mee. Hij voelt zich hierdoor extra belast en wil ook weleens andere patiënten zien.” Een niet bij naam te noemen Neder-
landse aios vertelt dat culturele verschil- len bij patiënten, en hoe daar als arts mee om te gaan, nauwelijks aan bod komen tijdens de medische opleiding. “In het begin van mijn specialisatie had ik moeite met sommige patiënten van niet-westerse afkomst. Ik wist niet goed wat de omgangsvormen waren. Wat ik wel en niet kon vragen. En hoever ik mocht gaan in lichamelijk contact. Zo zat er eens een vrouw tegenover me in een nikab met alleen haar ogen vrij. Ik vroeg heel voorzichtig of ik haar misschien mocht onderzoeken. “Natuurlijk”, zei die vrouw. En hup, daar ging die nikab, zo over haar hoofd. Voor ik het wist zat ze poedelnaakt tegenover me… Bleek dat ik in mijn hoofd een groot probleem had zitten maken van iets wat voor de patiënt zelf helemaal geen probleem was.” <
<
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100 |
Page 101 |
Page 102 |
Page 103 |
Page 104 |
Page 105 |
Page 106 |
Page 107 |
Page 108 |
Page 109 |
Page 110 |
Page 111 |
Page 112 |
Page 113 |
Page 114 |
Page 115 |
Page 116