Interview ‘Aandacht
Mariëtte Versluijs (50) werkte als verpleegkundige op de kinderdagbehandeling van het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein en Utrecht. Ze was dol op haar werk, maar de zeldzame longziekte idiopathische pulmonale he- mosiderose maakte het haar steeds moeilijker. Een jaar geleden werd ze afgekeurd en afgelopen zomer kreeg zij een donorlong. Ze voelt zich iedere dag beter: “Tijdens het revalideren heb je soms ook een wat hardere hand nodig.”
“T
onderzoekje kwam. Door omstandig- heden was hij zonder begeleiding. Hij klampte zich aan mij vast. Ik herkende de angst en eenzaamheid en voelde die haast zelf. Je hebt extra voelsprieten voor de gemoedstoestand van de ander en kunt daardoor nog zorgzamer zijn. Een glaasje water is gauw gehaald en betekent meer dan drinken alleen. Het voordeel van mijn beroep was ook
dat het medisch jargon mij bekend was en ik over mijn ziekte op een opener, ge- lijkwaardiger manier kon communice- ren met de verschillende hulpverleners. Nadeel is dat je maar al te goed weet wat bijvoorbeeld de bijwerkingen van bepaalde medicijnen voor je kunnen be- tekenen. Je hebt de neiging je daartegen te willen verzetten. Verschillen in pro- tocollen in de zorg vallen je misschien ook wat eerder op. In het ene ziekenhuis staan sluisdeuren open, terwijl die in het andere streng dicht moeten blijven. Een van de mogelijke bijwerkingen
oen ik 25 was, werd de diagnose gesteld van de ziekte waarvan ik de naam altijd
moet herhalen als ik hem noem. Ik was op dat moment verpleegkundige en net begonnen met een studie verplegings- wetenschappen. Ik had last van kort- ademigheid en bloedarmoede. Met mijn studie moest ik weer stoppen. Als kind was ik al regelmatig ziek.
Hierdoor kon ik me tijdens mijn werk in het ziekenhuis goed inleven in de situ- atie van patiëntjes en ouders. Zo weet ik nog goed dat er een jongetje voor een
052 december 2012 ArtsenAuto
van mijn huidige medicijnen, diabetes, heb ik inmiddels al te pakken. Maar uiteraard zeg je geen nee tegen alle ge- neesmiddelen tegen afstoting en neem je de rest voor lief. Ik voel mij nu, een paar maanden na
de transplantatie, al veel beter dan ik mij in het jaar daarvoor voelde. Ik kon niet veel meer en nu maak ik weer korte wandelingen, rij ik auto en doe ik soms boodschappen. Ik doe ook alweer wat computerwerk en hou me bezig met de lokale politiek. Omdat ik te veel risico loop op een infectie, kan ik mijn werk als verpleegkundige nooit meer oppak- ken. In de laatste tijd voordat ik werd afgekeurd deed ik onderzoek naar het
is cruciaal’
functioneren van de Downpoli in het ziekenhuis en schreef ik voor de website van de kinderdagbehandeling. Misschien kan ik die dingen weer gaan doen. Ik weet niet wie mijn donor is. De
trend is dat steeds meer getransplan- teerden daarnaar op zoek gaan en dat nabestaanden de getransplanteerde zoeken. Prima wat mij betreft, maar ik wil zelf niet weten wie mijn donor was. Die persoon krijgt dan een gezicht en een verleden. Ik moet er niet aan denken dat het een jong iemand was met een gezin. Die emoties zou ik nu niet aankunnen. Misschien zie ik dat ooit nog eens anders. Wel ga ik naam- loos een dankbrief schrijven aan de onbekende nabestaanden. Het principe dat de vervuiler moet
betalen, hang ik niet aan. Ik heb geen oordeel over mensen en maak geen on- derscheid tussen rokers en niet-rokers. Wie weet neemt een niet-roker wel weer andere gezondheidsrisico’s in het leven. Ik vind het ook niet wenselijk dat straks de verzekeraars gaan bepalen wie wel en wie niet geholpen gaan worden. Over alle medische hulp die ik kreeg
en krijg ben ik zeer te spreken. Ik sta onder strenge controle, op dit moment een keer in de twee weken. Dat wordt op den duur allemaal wel minder, maar het zal toch altijd meer blijven dan voor ‘gezonde’ mensen. Maar in principe kan ik zo wel honderd worden. Er staat een heel medisch team inclusief maatschap- pelijk werker dag en nacht voor mij klaar. Zij zijn mijn huisarts. Voor alles op het gebied van mijn gezondheid moet ik mij eerst bij hen melden, zelfs voor een ingegroeide teennagel.
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100 |
Page 101 |
Page 102 |
Page 103 |
Page 104 |
Page 105 |
Page 106 |
Page 107 |
Page 108 |
Page 109 |
Page 110 |
Page 111 |
Page 112 |
Page 113 |
Page 114 |
Page 115 |
Page 116