search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
energie aan het verspillen. Ik stel voor het aantal academische ziekenhuizen met toppreferente zorg voor het zieke kind te halveren. Daar krijg ik de handen absoluut niet voor op elkaar, maar als we geen keuzes maken, is het kind de dupe. Want een kind is niet de optelsom van delen en vraagt dus om een holistische benadering. Dat dit nu niet het geval is, blijkt ook uit het feit dat we in de Nederlandse academische ziekenhuizen te weinig generalistische kinderartsen hebben. Daar moeten we ons echt op bezinnen.” Draaisma vindt dat Duitsland voor sommige


aspecten van de zorg hierbij als voorbeeld dient. “In Duitsland probeert men zieke kinderen zo veel mogelijk buiten het ziekenhuis te houden. Kinderartsen daar zijn eigenlijk huisarts-plus, wat inhoudt dat er veel meer dan bij ons aan- dacht is voor preventie. Aan de andere kant heeft men in Duitsland het nadeel dat er minder mak- kelijk kan worden opgeschaald naar een polikli- nische behandeling, want die hebben ze eigenlijk niet. En in Nederland zijn we ook verder met het behandelen volgens evidence based medicine. We kunnen dus als buurlanden van elkaar leren.”


Gelijkwaardiger Als opleider van aios leerde hij in het ziekenhuis wat de eigenschappen zijn van een goede leider. “Goed leiderschap betekent voor mij mensen hun eigen talent te laten ontdekken. Ik wil jonge dok- ters stimuleren om de juiste weg te vinden en zie mijzelf niet als een directief maar stimulerend leider. Deze stijl heb ik ontwikkeld toen ik in 1987 promoveerde op de kwaliteit van de Nederlandse traumazorg. Hierbij moest ik als aankomend kinderarts ervaren chirurgen vertellen hoe ze moesten werken. Dat lukte wonderwel, vooral doordat ik respect toonde voor het werk dat ze verrichtten en tegelijkertijd mogelijkheden liet zien waarop het nog beter zou kunnen.” Draaisma zag de afgelopen dertig jaar de zorg


van dichtbij veranderen. “De kaders voor wat artsen wel en niet mogen doen, zijn veel strak- ker geworden. Ook de inspraak van de patiënt is enorm toegenomen. Ik denk dat de zorg daar per definitie beter maar zeker niet gemakkelij- ker door is geworden. Ingrepen die twintig jaar geleden zonder discussie werden gedaan, worden nu drie keer overdacht vanwege de mogelijke gevolgen en aansprakelijkheid.” Hij verwacht dat aankomend artsen in de


toekomst nog beter dan nu communiceren. “Artsen zullen zich bescheidener moeten op- stellen richting de patiënt. Ouders van kinderen met een syndroom dat zeer zeldzaam is, hebben veel meer kennis van dat syndroom dan ik. Want


zij hebben de mogelijkheid om zich op internet uitgebreid in de materie te verdiepen en ik heb die mogelijkheid als generalist veel minder. Deze ontwikkeling dat men zich uitgebreid online informeert, moet je als arts respecteren. De informatie die deze ouders aandragen, moet


‘De ontwikkeling dat men zich uitgebreid online informeert, moet je als arts respecteren’


serieus worden genomen en wij zullen met de ouders in discussie moeten over de vraag waar- om de informatie wel of niet van toepassing is op het kind. Hiermee wordt de verhouding tussen arts en patiënt gelijkwaardiger. Mijn witte jas draag ik nog voor het gemak, maar al lang niet meer vanwege het gezag dat deze zou uitstralen. Autoriteit hangt voor mij veel meer samen met het vertrouwen dat kind, ouders en collega’s hebben in de deskundigheid en betrok- kenheid van de kinderarts.”


< ArtsenAuto mei 2012 013


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92  |  Page 93  |  Page 94  |  Page 95  |  Page 96  |  Page 97  |  Page 98  |  Page 99  |  Page 100