Interview
‘Een kind is niet de optelsom van delen en vraagt dus om een holistische benadering’
Draaisma moet regelmatig de nare boodschap overbrengen dat een kind gaat overlijden of een ernstige aandoening heeft. Toch zijn het juist die emotionele momenten die op zijn netvlies blijven plakken. “Ik herinner me als de dag van gisteren een patiënt uit mijn periode in het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg. Ik kreeg in het weekend een ernstig ziek kindje met meningo- kokkenziekte dat beademd moest worden. Het hele weekend zijn we met een team van kinder- artsen en verpleegkundigen bezig geweest. Te- vergeefs. Na twee intensieve dagen overleed het kind op zondagnacht. De donderdag daarop was het de dag van de verpleging en bij binnenkomst zag ik een grote envelop met inhoud en een bos prachtige bloemen op tafel liggen. Afzender: de ouders die enkele dagen daarvoor hun kind hadden verloren. Ondanks dit verlies hadden zij het blijkbaar ontzettend gewaardeerd hoe wij ons als behandelend team hadden ingespannen om hun kind te redden. Hierdoor hadden zij zich maximaal gesteund gevoeld. Dat mensen het in zo’n verdrietige situatie kunnen opbrengen om hun dank naar ons uit te spreken, ontroert mij ontzettend. Het raakt ook de essentie van mijn vak; als kinderarts kan ik kinderen helpen die nog een heel leven voor de boeg hebben. Helaas kunnen wij niet alle kinderen helpen, maar wij kunnen wel altijd een situatie creëren die perspectief biedt om verder te gaan.” Op momenten dat Draaisma ouders een slechte
boodschap moet mededelen, kunnen de emoties soms hoog oplopen. Hij heeft hiervoor alle begrip. “Ik heb meegemaakt dat een vader een tafel kort en klein sloeg uit verdriet over zijn overleden kind. Dit hoort er voor mij als kinderarts gewoon bij en is absoluut geen reden om dit vak te verla- ten. Want als de eerste emotie wat is weggezakt, pak ik er een stoel bij en gaan we praten. Ik voel eigenlijk nooit angst dat ouders hun woede op mij zullen projecteren.”
Discussie Draaisma werkt intussen al tientallen jaren als kinderarts. Binnen de muren van UMC St Radboud ziet hij cultuurverschillen binnen de disciplines langzaam veranderen. “Zet kinderart- sen en chirurgen naast elkaar en je merkt direct dat ze anders met elkaar omgaan. Kinderartsen
012 mei 2012 ArtsenAuto
zijn in het algemeen empathischer, minder autoritair, communicatiever ingesteld en bereid te luisteren. Dit is natuurlijk nooit te generali- seren, maar er zit wel een kern van waarheid in. Dat verschil wordt kleiner nu de geneeskunde meer en meer het domein van vrouwen wordt. Binnen de kindergeneeskunde is 80 procent van de aios vrouw. Ik hou daarmee rekening in mijn stijl van leidinggeven. Dit betekent een democratische manier van opleiden; we probe- ren er steeds met elkaar uit te komen. Dat heeft meestal zijn voordelen maar soms vertraagt dit de voortgang van besluitvorming.” Hij noemt als voorbeeld het ontwikkelen van
toekomstscenario’s waar het met de kinderge- neeskunde naartoe moet. “Binnen de Nederland- se Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) is ontzettend veel discussie over de koers die we in de toekomst als beroepsgroep willen varen. Door het enorm hoge democratische gehalte van de discussie slagen we er niet in om sterke strate- gieën te ontwikkelen. Met als gevolg dat er nu een nationaal kinderoncologisch centrum (NKOC) in Utrecht lijkt te gaan komen dat niet uit de koker van de NVK komt. We opereren hierin te reactief.” De oprichting van het NKOC in Utrecht is
Draaisma een doorn in het oog. In plaats van cen- tralisatie per ziektebeeld (het kind met kanker) of interventie (kindercardiochirurgie) pleit hij voor verdergaande centralisatie van de gehele kindergeneeskundige zorg waarbij de verschil- lende disciplines nauw met elkaar samenwerken. “Ik vind dat we niet één centrum voor een deel-
groep moeten neerzetten, maar moeten denken vanuit de totale zorg voor het kind. Let wel, de zorg voor een kind met kanker mag niet ontbre- ken, maar moet uiteindelijk onderdeel zijn van een groter geheel. Als het NKOC daadwerkelijk in Utrecht wordt geplaatst, zal een groot gedeelte van het budget voor de kindergeneeskundige zorg in Nederland daar naartoe verhuizen. Maar hoe moet het dan met de zorg voor kinderen met andere ernstige en/of bijzondere ziekten? Nog even los van het feit dat Utrecht nu cruciale specialismen mist om het NKOC te kunnen huisvesten. Kinderen met kanker hebben vaak dialyse nodig, maar het UMC Utrecht heeft kin- dernefrologie als kerntaak juist afgestoten. Hoe valt dit met elkaar te rijmen?” Draaisma ziet een alternatief. “Ik denk dat het
veel beter zou zijn om drie of vier grote centra in Nederland te realiseren waar de complete kin- dergeneeskundige zorg geleverd kan worden in plaats van één groot centrum voor alleen kanker en één centrum voor alleen kinderhartchirurgie. Als we daarvoor kiezen, zijn we weer geld en
<
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100