search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
maak over de gezondheid van het kind.” Zorgvuldig handelen is niet alleen van belang


om de relatie met het gezin niet onnodig te beschadigen, maar ook om juridische redenen. De wetgever zegt nu al duidelijk dat hulpverle- ners hun beroepsgeheim mogen schenden, als er serieuze aanwijzingen zijn dat er mogelijk kindermishandeling in het spel is. Annemarie Smilde, jurist gezondheidsrecht en teammana- ger rechtsbijstand bij VvAA: “Het is een pittig moreel dilemma. Je wilt een kind graag helpen, maar daarvoor moet je wel echt je nek uitsteken. Toch zie je in de praktijk dat zorgverleners niet in de problemen hoeven te komen door een mel- ding, als ze maar zorgvuldig te werk gaan. Het vijfstappenplan uit de meldcodes helpt daarbij.”


Trauma Op het eerste gezicht lijkt het onwaarschijnlijk dat dierenartsen iets met de problematiek van kinderhandeling te maken hebben. Toch is het zo. Er zijn zelfs opvallend veel verbanden tussen kinder- en dierenmishandeling, stelt psycho- loog en onderzoeker Marie-José Enders-Slegers, verbonden aan de Universiteit Utrecht. Zij is gespecialiseerd in relaties tussen mens en dier, en voorzitter van de taskforce ‘Huiselijk geweld en dierenmishandeling’. Enders: “Ouders die dieren mishandelen, geven eerder een klap aan hun kinderen dan ouders die geen dieren mis- handelen. En kinderen die dieren mishandelen, komen relatief vaak uit een gezin waar geweld voorkomt. Als een dierenarts merkt dat een dier is mishandeld, moet hij dus extra alert zijn op de kinderen.” Veel kinderen die getuige zijn van dierenmis-


handeling, lopen een trauma op, zegt Enders. Ze wijst erop dat ouders soms het huisdier van hun kind inzetten als chantagemiddel. “Dat zie je vaak bij incest. Dan zegt zo’n vader bijvoorbeeld: als je hier met iemand over praat, smijt ik je puppy tegen de muur!” Op die manier kan de incest lang voortduren. Enders ergert zich regelmatig aan de nogal terughoudende wijze waarop veel professionals volgens haar met de materie omgaan. “Ik juich het toe dat de over- heid nu een wet voorbereidt, die alle beroeps- groepen in de zorg verplicht om met een meld- code te werken. Maar ik vind dat ieder mens de morele plicht heeft om elke vorm van huiselijk geweld te melden.” Medio 2012 behandelt de Tweede Kamer het


wetsvoorstel dat professionals verplicht een op maat gesneden meldcode te hanteren voor hun


eigen beroepsgroep. Als de wet wordt aangeno- men, gaat die plicht gelden voor gezondheids- zorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelij- ke ondersteuning, jeugdzorg, justitie en politie. “Je kunt de wet zien als een sluitstuk, want veel beroepsgroepen zijn al druk bezig om het in de praktijk goed te regelen”, zegt VWS-voorlichter Ruben van Dorssen. Hij refereert aan een onder- zoek dat bureau Veldkamp in 2008 verrichtte, in opdracht van VWS. Dit onderzoek maakte duidelijk dat beroepsgroepen die met een meldcode werken drie keer zo vaak overgaan tot het melden van huiselijk geweld en kindermis- handeling, vergeleken met professionals die zo’n code niet hebben. Ook Bureau Jeugdzorg – waaronder het AMK


valt – signaleert dat de toenemende zelfregule- ring in de zorg vruchten afwerpt. Joost Lanshage, voorlichter bij Bureau Jeugdzorg Utrecht: “In onze regio hebben ziekenhuizen en huisartsen afspraken gemaakt, om samen alerter te zijn op kindermishandeling. Onze vertrouwensartsen vormen de schakel tussen de artsen en Bureau Jeugdzorg. Dat werkt goed. Samen bespreken zij of een melding nodig is en welke betrokken hulpverlener dat dan doet. Daarbij is het streven om de vertrouwensrelatie met het gezin te behouden.”


Helder plaatje Samenwerking tussen de verschillende beroeps- groepen is ontzettend belangrijk, vindt ook Honingh. Dat kan bijvoorbeeld nuttig zijn als een tandarts een mogelijk mishandeld kind verwijst naar een kaakchirurg, die in het zieken- huis om de hoek zit bij een kinderarts. “Elkaar attenderen en overleggen maakt de drempel voor een melding lager. Samen krijg je het plaatje sneller helder.” De praktijk waar Honingh werkt, volgt dit


jaar een training ‘Werken met de Meldcode’, bij Bureau Bespreekbaar. Ninke van der Leck van dit trainingsbureau ziet nu nog grote verschillen tussen sectoren, als het gaat om het signaleren van kindermishandeling. De kinderopvang is hier bijvoorbeeld al veel actiever mee dan de tandheelkunde. Heeft ze een gouden tip voor zorgprofessionals? “Ja, ik heb er twee. Bespreek je zorgen al in een vroeg stadium met de ouders, want dan kun je escalatie vaak nog voorkomen. En realiseer je dat jij degene kunt zijn die een beslissend verschil kan maken in het leven van een kind. Kinderen komen niet uit zichzelf met dit verhaal.” <


Stappenplan


Kindermishandeling kent verschillende varianten: fysiek geweld, seksueel misbruik, psychische mishandeling en verwaarlozing. Op www. meldcode.nl heeft de overheid voor huiselijk geweld en kindermishan- deling een vijfstappen- plan gepubliceerd, dat als voorbeeld dient voor de meldcodes van speci- fieke beroepsgroepen.


Stap 1 - in kaart brengen van signalen. Stap 2 - overleggen met een collega en eventueel raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). Stap 3 - gesprek met de cliënt. Stap 4 - wegen van het geweld of de kindermis- handeling. Stap 5 - beslissen: hulp organiseren of melden.


Voor dit vijfstappenplan is ook een app ontwikkeld. Deze is gratis te down- loaden via de App Store en de Android Market. Voor meer informatie over het AMK en het Steunpunt Huiselijk Geweld: www.amk- nederland.nl (0900 123 12 30) en www.shginfo.nl (0900 126 26 26).


ArtsenAuto april 2012


025


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92  |  Page 93  |  Page 94  |  Page 95  |  Page 96  |  Page 97  |  Page 98  |  Page 99  |  Page 100  |  Page 101  |  Page 102  |  Page 103  |  Page 104  |  Page 105  |  Page 106  |  Page 107  |  Page 108