search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
LEESPROBLEMEN, LAAGGELETTERDHEID EN DYSLEXIE V OVER


ARYAN VAN DER LEIJ


Emeritus-hoogleraar Orthopedagogiek Aryan van der Leij (1946) is


nog steeds betrokken bij het Research Institute Child Development and Education van de Universiteit van Amsterdam. Zijn onderzoek richt zich op lees- en


gedragsproblemen op school, de rol van de leerkracht, diagnostiek, interventies en


onderwijsverbetering. In 2016 verscheen zijn boek 'Dit is dyslexie'. Na zijn emeritaat houdt hij zich in toenemende mate (weer) met de


praktijk bezig: preventie van laaggeletterdheid en reductie van dyslexie door


kwaliteitsverbetering van het leesonderwijs.


oor alle risicoleerlingen geldt: begin direct met individuele instructie en oefenen, en hou vol tot er voldoende beheersing is. Start met letters aanleren


en woordjes in groep 2, gevolgd door expliciete instructie in de decodeerstrategie in groep 3-4, overgaand in vlot leeskilometers maken in groep 4 tot 8 als opstap naar en ondersteuning van begrijpend lezen. Zo´n integrale aanpak kost dus jaren. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat problemen met lezen, spellen en begrijpend lezen bij een groot deel van de risicoleerlingen voorkomen kunnen worden, met als resultaat minder doublures en hogere VO-adviezen.


IMPLEMENTEREN VAN EEN INTEGRALE AANPAK BLIJKT LASTIG De onderwijsinspectie constateert dat ongeveer de helft van de scholen leesproble- men binnen en buiten de groep niet adequaat aanpakt2


TWEE PIJLERS Hoe weet u hoe uw school ervoor staat? Er zijn twee pijlers:


1) Kennis van leerlingprestaties Hoe doen de leerlingen het gemiddeld? Hoeveel zwakke lezers zijn er volgens het leerlingvolgsysteem? Het kengetal voor de kwaliteit van het leesonderwijs is het aantal of percentage leerlingen dat de school verlaat als (zeer) laaggeletterd. Zijn dat er (te) veel? Vergelijken met andere scholen verhoogt het inzicht. Het geeft echter géén indicatie van risico in groep 1 en 2. Daarvoor worden toetsen toegevoegd die zich richten op letterkennis, klankbewustzijn en woordenschat, want: zonder vroege onderkenning geen preventie.


. Kinderen met (kans op)


leesproblemen hebben grote behoefte aan directe instructie, directe feedback en moeten langdurig blijven oefenen. Hoe individueler, hoe effectiever. Iedereen in het onderwijs weet dat. Waarom is het toepassen van die kennis dan zo lastig?


Kwaliteitsverbetering vergt organisatie, middelen en toewijding. Voorwaarde is dat het hele schoolteam - directeur, IB-er, leerkrachten, klassenassistenten - en de betrokken vrijwilligers en tutors onderschrijven dat lezen en spellen de hoogste prioriteit hebben. Dit vraagt een gedeelde visie op doelstellingen en aanpak. Duurzaamheid vereist bovendien dat die aanpak beklijft tot routine. Voorwaarden daarvoor zijn bijvoorbeeld: blijvende voorziening van middelen, consequent inwerken van nieuwe medewerkers/vervangers in de routine en niet overstappen op andere prioriteiten. Lezen en spellen (inclusief begrijpend lezen en schrijven) blijven punt één van de agenda. Dat vergt leiderschap, gezamenlijke inspanning en continue kennisspreiding en -deling, tot in lengte van jaren.


14


2) Informatie over de stand van zaken in de aanpak Om te weten hoe de school het doet, is de Blauwdruk Duurzame Aanpak Lees- problemen ontwikkeld. De items (stellingen) verwijzen naar vijf onderdelen: welke visie is er, welke basisgegevens en plan van aanpak worden gebruikt, in hoeverre wordt er aan voorwaarden voldaan en welke zorg wordt er uitgevoerd? Alle leden van het schoolteam vullen de Blauwdruk in.


De Blauwdruk en leerlinggegevens vormen het startpunt van geplande verbetering. Na het bereiken van consensus over de stand van zaken en punten die verbetering behoeven, wordt informatie geraadpleegd over effectieve aanpak in en buiten de klas, (computerondersteunde) methoden en voorbeelden van ´good practice´ scholen (wat doen zij beter?). Concrete doelstellingen en keuzes voor bepaalde werkwijzen vormen de basis van het verbeterplan, dat vervolgens wordt uitgevoerd. Ondersteuning door buitenschoolse netwerken (SWV, IB-ers e.d.) en cursussen en de inzet van ervaren coaches zijn daarbij extra effectief.


De integrale aanpak compenseert de invloed van een ongunstig thuismilieu (taalarmoede,


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52