014 Interview
druk. Een bewoner van het verpleeghuis waar ik werk, vroeg me: moet ik het ook opschrijven als ik geen euthanasie wil? Zij zag al iemand langs- komen om haar een spuitje te geven.” Nieuwenhuizen is van mening dat de massale
aandacht die er nu is voor euthanasie en voltooid leven, gericht zou moeten zijn op goede pallia- tieve zorg. “De dood wordt nu als een product neergezet, waarvoor je kunt kiezen. Maar eutha- nasie kun je niet los zien van palliatieve zorg, die ook andere wegen naar een waardig en pijnloos levenseinde biedt, zoals palliatieve sedatie en het staken of beperken van een behandeling. Laten we ons daarop focussen.” Want als het gaat om bijvoorbeeld het medicatiebeleid is er in de ouderenzorg nog wel wat te winnen, stelt de spe- cialist ouderengeneeskunde. “Ouderen slikken vaak jarenlang heel veel medicijnen. Een keer naar de cardioloog en hup, weer een paar pillen erbij. Die worden trouw ingenomen. Gesprekken over de noodzaak van al die pillen en het stoppen met medicatie worden zelden gevoerd, maar we voeren wel gesprekken over euthanasie. Ik vind dat een gekke kronkel.”
Moeders advies Dat Nieuwenhuizen specialist ouderenge- neeskunde is geworden, lag niet in de lijn der verwachtingen. Als tiener slaat ze het advies van haar moeder om ‘iets in de ouderenzorg te gaan doen’ in de wind. “Mijn moeder was directeur van een verpleeghuis. Ze hield van haar werk en ze zag dat er toekomst in zat, we worden immers ouder met z’n allen. Ik begreep haar wel, maar ik begon niet aan de geneeskundeopleiding om in de ouderenzorg te belanden.” Ze kiest voor interne geneeskunde. “Ik ben
iemand die naar de hele mens kijkt. Breder dan een diagnose. Maar de algemene internist bestaat niet echt meer. Vrij snel werd van me verwacht dat ik een subspecialisatie zou kiezen.” Dat ziet ze niet zo zitten. “Ik kwam er tijdens mijn co-schappen achter dat de sfeer in het ziekenhuis niet bij me past. Er lag veel druk op korte opnamemomenten. Het was productie draaien. ‘Wanneer gaat hij weer naar huis?’, was wat collega’s zeiden als een oude man werd opgenomen. Dat frustreerde me. Ik kon niet doen wat ik zou willen doen.” In verpleeghuis Polderburen in Almere, waar
ze een specialist ouderengeneeskunde zoeken, kan Nieuwenhuizen dat wel. Al weet ze dat nog niet op het moment dat ze solliciteert. “Ik raakte zwanger in die periode. Het was ook een prakti- sche keuze; Polderburen lag op een paar kilome- ter van ons huis. Maar toen ik er eenmaal werkte en de opleiding volgde, bleek het een schot in de roos. Het vak heeft veel raakvlakken met interne geneeskunde. Ik zie veel complexe ziektebeelden, maar ik kan wél de hele mens bedienen.”
Dat doen specialisten ouderengeneeskunde steeds vaker in samenwerking met huisartsen, geeft Nieuwenhuizen aan. “Onze kennis is aan- vullend op die van de huisarts. In hun praktijk hebben huisartsen misschien tien mensen met dementie. Bijna onze hele populatie heeft dementie.” De werkwijzen verschillen. “Een huisarts werkt vraaggericht. Als je last hebt van je teen, kijkt hij naar je teen. En hij behandelt alleen als de patiënt dat wil. Wij werken proac- tief en kijken naar te verwachten klachten. Onze doelgroep kan bovendien niet altijd overzien wat men wil en wat de consequenties zijn. Zachte dwang is weleens nodig. Wanneer en waar de grens ligt, hangt af van hoe iemand altijd is geweest. Daarbij baseren we ons op de omgeving rond die persoon, meestal de familie en de huis- arts. Ouderengeneeskunde is detectivewerk.” Doordat mensen langer zelfstandig thuis
CURRICULUM VITAE
Nienke Nieuwenhuizen (1976), geboren in Schiedam
1994-2000
geneeskunde, UvA 2000-2002
agnio interne geneeskunde, Flevoziekenhuis 2002-2004
agio interne geneeskunde, UMCU
2004-2006
opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, Gerion VUmc 2006-2007
specialist ouderengenees- kunde, Zorggroep Almere 2007-2012
docent ouderengeneeskun- de bachelor en masterfase, VUmc huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde 2012-2013
arts-onderzoeker VUmc huisartsgeneeskunde
& ouderengeneeskunde 2007-heden
zelfstandig specialist ouderengeneeskunde 2011-2013
lid raad van toezicht Verenso 2013- heden
lid federatiebestuur KNMG 2013-heden
voorzitter-bestuurder Verenso
blijven wonen, is haar werk de afgelopen jaren veranderd. “Wetenschappelijk bewijs is er niet, maar naar mijn idee wonen sommige mensen te lang thuis en overlijden ze daardoor eerder”, zegt Nieuwenhuizen over die ontwikkeling. En over de gevolgen van die ontwikkeling voor haar werk: “Binnen de muren is er meer com- plexiteit, doordat mensen later binnenkomen. Erbuiten is onze inzet steeds meer nodig. In een verpleeghuis weet je waar je moet zoeken. In de wijk zit het probleem achter de deur verstopt. Maar we lopen ook tegen praktische dingen aan, zoals afstanden. In het verpleeghuis ga je even langs bij een cliënt en eventueel wip je ’s middags nog een keer binnen. Bij een cliënt die nog thuis woont, is dat lastiger. En in het verpleeghuis werk je met een zorgteam. Terwijl je in de wijk met twintig thuiszorgaanbieders te maken hebt die je erbij moet betrekken.”
Niet meer afhankelijk Waar Verenso en Nieuwenhuizen enorm blij mee zijn, is dat – na jaren lobbyen – de zorg die specialisten ouderengeneeskunde in de eerste lijn bieden vanaf 2018 in de Zorgverzekeringswet wordt ondergebracht. “Het is fijn dat we straks bij extramurale behandeling niet meer afhankelijk zijn van subsidies. En voor de patiënt en de naas- ten is het fijn. Nu weten veel mensen nog niet van ons bestaan. Straks kun je gewoon met je moeder naar de specialist ouderengeneeskunde, zoals je naar de huisarts of de cardioloog gaat.” Momenteel is Nieuwenhuizen bezig een extra-
muraal behandelteam op te zetten in Hilversum, waar ze drie dagen in de week als zzp’er werkt voor een verpleeghuis. De andere werkdagen besteedt ze aan Verenso. Voordat ze in 2014 voor- zitter van de vereniging werd, heeft ze haar werk jarenlang gecombineerd met onderwijs. Zo was ze docent ouderengeneeskunde aan het VUmc en ontwikkelde ze e-learningmodules voor verzor-
<
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100