Tekst: Monique Bowman Beeld: De Beeldredaktie/Bart van Overbeeke
045
‘Het staat nog steeds op mijn netvlies’
Uiteindelijk heeft het tot juni 2017 geduurd voordat ik naar een vluchte- lingenkamp in de Gambella-regio in Ethiopië kon vertrekken. Het idee dat ik van zo’n kamp had, was gebaseerd op wat je altijd op tv ziet. Het eerste wat ik mijn thuisfront liet weten, was dat het helemáál niet daarop leek. Dit is geen kámp, dit is eerder een goed georgani- seerd groot dorp, riep ik. In de Gambella-regio worden 220
duizend Zuid-Sudanese vluchtelingen opgevangen. Ik was er verantwoordelijk voor acht hulpposten in de kampen Kule en Tierkidi, met een nationale staf van zo’n 65 Ethiopiërs plus ongeveer zevenhonderd zogenaamde vluchte- lingwerkers. In het begin was ik vooral zoekende. Zo kreeg ik de opdracht om een malariapost op te zetten. Ik dacht: wat ís dat eigenlijk. En: hoe ga ik aan al de verwachtingen voldoen? Ik ben gaan nadenken wie me zou kunnen helpen en op zoek gegaan naar geschikte loca- ties. En ik heb de lokale medewerkers gezegd: als jullie ideeën hebben, laat me die dan vooral weten. Ik had onder meer fijn contact met een andere Nederlandse verpleegkundige. Vaak bespraken we ons werk ’s avonds met een kop thee bij de ondergaande zon. Ik zag dingen die me verbaasden en
verwonderden. Veel vluchtelingen had- den beenulcers die verbonden werden door vluchtelingwerkers. Waarom niet door geschoold personeel? Het bleek vooral een kwestie van onvoldoende mankracht en geld. Mijn Keniaanse medisch teamleider vertelde dat er in
Zuid-Sudan een nóg groter tekort is. Dat het werk daar bijna alleen maar door trained healthcare workers wordt gedaan in plaats van door professionals. Ik heb vooral geleerd processen beter in te richten. En het belang van vooruit kijken. Met acht verschillende posten was dat niet altijd makkelijk. Er kwam ook veel ad hoc op mijn pad. Er zaten te weinig uren in een dag, en te weinig dagen in een week. Is dit nou een project voor een eerstemissie-verpleegkundige, vroeg ik me geregeld af. In september 2017 werden we plotse-
ling geconfronteerd met een grote in- stroom nieuwe vluchtelingen. Ik kreeg een telefoontje van collega’s die tijdens
‘Ik heb geregeld
gevraagd waarom men toch zo veel kinderen kreeg’
een rit buiten het kamp op ze waren gestuit. Wat ze moesten doen. Dertig- duizend mensen langs de kant van de weg in de modder, onder wie veel zie- ken. Gezinnen onder drie bamboestok- ken met alleen een stukje zeil erover; het staat nog steeds op mijn netvlies. Binnen 24 uur hebben we met ons hele team een tent met een hulppost opgezet. Daar ben ik best trots op.
Ik was voorbereid op een jaar lang primitieve omstandigheden, op een latrine en een hut. Niet op de enorme aantallen kinderen. Dat een kwart van de vluchtelingen onder de vijf jaar is, vond ik schokkend. En waarom blijven de mensen daar maar doorgaan met kinderen krijgen? Ik heb die vraag ge- regeld gesteld. En gemerkt hoe anders de denkwijze er is. Men gaat er sowieso van uit dat één of twee kindjes dood- gaan. En dat zoons misschien moeten vechten in een oorlog. Wat me ook heeft geschokt, is dat de mensen er zó afhankelijk zijn. Ze zouden veel meer gestimuleerd moeten worden zelfvoor- zienend te zijn. Er is een diepgewortel- de cultuur van handje ophouden. Ik had eens met veel moeite een paar van onze T-shirts geregeld die enkele vluchteling- werkers graag wilden hebben om beter zichtbaar te zijn in de community. Toen ik ze bracht, kreeg ik als reactie dat ze ook jassen wilden. En laarzen. Je kunt ook eerst gewoon dankjewel zeggen, dacht ik. Waar ik in Nederland weer erg aan
moest wennen, is dat iedereen hier altijd haast heeft. Zelfs in een kleine rij wordt men al ongeduldig. Verder vond ik snel mijn draai. Ik geniet weer enorm van het aan een ziekenhuisbed staan, van het échte zorgen. Toch kriebelt het sinds een maand, ik houd de AzG-vacature- lijst weer in de gaten. Mijn thuisfront had misschien stiekem gehoopt dat het na één missie klaar zou zijn. Maar na Afrika ben ik nu eigenlijk wel benieuwd naar het Midden-Oosten.
”
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100 |
Page 101 |
Page 102 |
Page 103 |
Page 104 |
Page 105 |
Page 106 |
Page 107 |
Page 108 |
Page 109 |
Page 110 |
Page 111 |
Page 112 |
Page 113 |
Page 114 |
Page 115 |
Page 116 |
Page 117 |
Page 118 |
Page 119 |
Page 120 |
Page 121 |
Page 122 |
Page 123 |
Page 124 |
Page 125 |
Page 126 |
Page 127 |
Page 128 |
Page 129 |
Page 130 |
Page 131 |
Page 132