Tekst: Wout de Bruijne Beeld: De Beeldredaktie/Guido Benschop
045
‘Ik ken de situatie van mijn cliënten’
naar. Je blijft een onrustige vluchteling in niemandsland. Uiteindelijk kreeg ik in 2003 mijn
verblijfsvergunning. Ik studeerde verder en ben psychiater geworden. Ik werk onder meer voor Stichting Centrum 45. Mijn eigen ervaringen zijn nu een voordeel bij mijn werk als traumapsy- chotherapeut. Ik ken de situatie van mijn cliënten. Daardoor win ik ook makkelijker hun vertrouwen. En ik spreek, meestal, hun taal. Dat laatste is erg belangrijk bij het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Zelf werk ik liefst niet, of alleen wanneer nodig, met een tolk. En dan wel een professionele tolk en zeker niet eentje die een cliënt zelf meebrengt. Mijn eerste asielaanvraag is ooit afgewezen omdat men mijn verhaal niet geloofde. Later bleek dat de aanwezi- ge tolk 35 vertaalfouten had gemaakt bij mijn hoorzitting. Een goede tolk is een must voor Neder-
landse psychiaters die niet-westerse cliënten behandelen. Daarom zou het gebruik van professionele tolken moeten worden vergoed. Dat is nu helaas niet zo. Als gespecialiseerde professionele verta- lers niet worden vergoed, dan moeten we het met praktijkondersteuners doen die we zelf opleiden. Want het is belangrijk voor de integratie dat vluchtelingen voor psychische hulp ook bij Nederlandse psychiaters gaan aankloppen. Om ervoor te zorgen dat dit gebeurt,
heb ik samen met een aantal collega’s het CoTeam [Cultural Oriented Trauma Expertise Approach Motivation, red.] opgericht. We werken samen met Cen- trum 45 in het effectiever maken van
de behandeling van trauma bij vluch- telingen. We willen behandelteams binnen de geestelijke gezondheidszorg helpen. Ik ben expert op het gebied van transculturele psychiatrie én erva- ringsdeskundige, dus ik denk dat ik er wel wat over mag zeggen. Bijvoorbeeld over de lange duur van de intakes van niet-westerse cliënten. Het kost, met behulp van een tolk, alleen al zo’n vijf uur om helder te krijgen wat de exacte
‘Een goede tolk
is een must voor Nederlandse
psychiaters die niet-westerse cliënten
behandelen’
hulpvraag van de cliënt is. Ik ben daar- voor een concept aan het ontwikkelen; een visueel systeem bestaande uit vijf houten doosjes, iToolboxes voor PTSS (posttraumatische stressstoornis). Elke box bevat vijf kaartjes met de beschrij- ving van belangrijke clustersymptomen. In een extra doosje zitten nog eens tien kaartjes voor psychosociale en maat- schappelijke problemen. Aan de buiten- kant van de doosjes staat in het Arabisch vermeld welke problematiek erin zit. De
cliënt krijgt eerst een informatiefilmpje te zien en kiest vervolgens twee boxjes die het meest overeenkomen met zijn of haar trauma. Daar gaan we dan een voor een aan werken. Als het eerste doosje leeg is, blijken sommige kaarten uit het tweede ondertussen ook al te zijn behan- deld. De doosjes zijn een toegankelijke én doeltreffende manier om de intake aanzienlijk te verkorten en de hulpvraag sneller duidelijk te hebben. Een ander punt waar ik collega’s op
wil wijzen in de behandeling van vluch- telingen, is het belang van participatie. Het hebben van een baan is een van de beste medicijnen tegen geestelijke nood. Maar dat heeft een psychiater doorgaans natuurlijk niet in de hand. Een cliënt kan wel aan het werk worden gezet bij zijn eigen therapie; hij moet van apathie en weerstand naar veerkracht. Natuur- lijk begrijp ik zijn of haar gevoel van ontheemding. Ik krijg dat gevoel ook nog steeds als ik een overheidsgebouw binnenloop. Maar met zelfmedelijden kom je nergens. Cliënten moeten gestimuleerd worden
om zich op de sessies voor te bereiden en mee te denken. We moeten ze laten zien welke rol zij zélf bij hun behandeling kunnen spelen. Dat bevordert het slagen van een therapie. Mijn droom is dat er straks in Syrië
ook een soort CoTeam is. Ik ben daar nu al mee bezig. Sinds 2012 vlieg ik geregeld naar het door Koerden bevrijde Noord- Syrië om daar de mensen te trainen die straks een CoTeam voor heel Syrië kun- nen runnen. Dat zal hard nodig zijn als deze vreselijke oorlog voorbij is.
”
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100 |
Page 101 |
Page 102 |
Page 103 |
Page 104 |
Page 105 |
Page 106 |
Page 107 |
Page 108 |
Page 109 |
Page 110 |
Page 111 |
Page 112 |
Page 113 |
Page 114 |
Page 115 |
Page 116