W6 WETENSCHAP
WETENSCHAPSWINKEL
Hoe komt het dat een appel aan de bovenkant minder zoet is dan aan de onderkant?
WASYL RADELICKI
TOMAS VAN DIJK
Lekkere zoetzure Vlaamse appels: binnenkort beginnen
de bomen weer met een nieuwe productieronde. In het voorjaar leggen ze de bodem met hun bloesem. Wil je be- grijpen waarom een appel bovenaan minder zoet is dan aan de onderkant, dan moet je volgens appelexpert Wan- nes Keulemans van de KU Leuven die bloemen eens goed bestuderen. ‘De appel bestaat uit twee types vruchtvlees,’ legt Keule- mans uit. ‘De buitenste laag komt voort uit de bloembo- dem. Deze is om de bloem heen vergroeid. De bloem zelf verandert in het klokhuis. De appel rijpt van binnenuit; vanuit het klokhuis dus. De zoetheid stoot door naar de pe- riferie. Rond de steel van de appel zit alleen maar bloembo- dem. Dat verklaart waarom het daar minder zoet is. Het klokhuis zit bovendien vaak niet centraal in de appel, maar wat meer aan de onderkant. Mogelijk houdt deze verkla- ring steek.’ Een grote kanttekening plaatst hij overigens wel bij deze uitleg: ‘Als de appel volledig rijp is, is dat ver- schil er niet meer.’ Tenzij u onrijpe appels van de boom plukt, verbeeldt u zich het verschil in zoetheid dus misschien. Dat denkt ook ex- pert van fruitrassen Bertus Meijer van de Wageningen Uni- versiteit. ‘Het zal toch vooral een gevoelskwestie zijn’, zegt hij. ‘Het eerste slokje van een pilsje ’s avonds is ook het lek- kerst. Maar dat wil nog niet zeggen dat het bier bovenaan het beste smaakt.’ ‘Er kunnen wel kleine variaties zitten in zoetheid’, vervolgt Meijer. ‘Appels ontvangen niet overal evenveel zonlicht, waardoor de fotosynthese niet overal in evenveel zetmeel resulteert. Maar zelf heb ik nooit vastgesteld dat een rijpe appel boven minder zoet is.’ Als iemand dat wel zou moeten kunnen vaststellen, dan is het wel Ann Schenk van het Vlaams Centrum voor Bewa- ring van Tuinbouwproducten. Zij bemonstert in opdracht van het Verbond van Belgische Tuinbouwveilingen de ap- pels in België. Begin juli begint ze al met het verzamelen van stalen van een tiental veelvoorko- mende
appelrassen in
Vlaanderen. Voor elk appel- ras neemt ze monsters in drie boomgaarden. ‘Om de week nemen we stalen om het suiker- en zetmeelgehal- te, de kleuring en de stevig- heid te bepalen en om te zien hoe de appels zich ont- wikkelen. In de loop van au- gustus voorspellen we de optimale plukperiodes. De zomerappels eind
kunnen augustus al geplukt
DONDERDAG 25 MAART 2010
Botversterker maakt dan toch geen brokken
Een veelgebruikt osteoporosemiddel lijkt te zijn vrijgepleit van de verdenking dat hij op termijn juist breuken uitlokt.
GEZONDHEID
worden. De langer houd- bare appels worden in het najaar geoogst.’ De zoetigheid van appels drukt men uit in graden Brix. De bemonsteraars schijnen met een lichtbundeltje door een dun glazen plaatje waarop een druppel appelsap ligt en meten de brekingsindex van dat licht. Dat sap winnen ze enkele millimeters onder de schil. Hoe meer stoffen er in het sap opgelost zitten, hoe hoger de brekingsindex. ‘De brekingsindex correleert mooi met het suikergehalte’, zegt Schenk. ‘Want de meeste opgeloste stoffen zijn suikers.’ Soms beschijnt ze de appels ook met nabij-infrarood licht. Het licht dat de appel reflecteert vertelt, behalve iets over de zoetigheid, ook iets over de celstructuur in de vrucht. De Brixwaarde varieert bij appels tussen de 13 en 15 graden. De zure goudreinetten zitten tegen de 13 graden Brix aan als ze rijp zijn en de wat zoetere jonagolds rond de 15 gra- den.
Het eerste slokje van een pilsje is ook het lekkerst
Helaas weet Schenk niet hoe zoet appels aan boven- en on- derkant zijn. Ze neemt twee monsters aan weerszijden. ‘Die verschillen hooguit een procentpuntje van elkaar.’ ‘Of ik ook eens boven en onder ga meten? Ja, dat zou ik eens kunnen doen. Maar ik verwacht weinig verschil.’
- Vragen over de wetenschappelijke achtergrond van alledaagse fenomenen kunt u sturen naar ‘De Standaard’, Wetenschapswin- kel, Gossetlaan 28, 1702 Groot-Bijgaarden of naar wetenschap- @standaard.be, onder vermelding van voornaam, naam en adres.
VAN ONZE REDACTRICE
HILDE VAN DEN EYNDE
BRUSSEL Vier jaar geleden publiceerde het artsenblad Ge- riatrics een ongewoon verhaal. Jennifer Schneider, een 59-jarige arts uit Tucson in de VS, be- schreef in het blad een ritje dat ze maakte in de New Yorkse metro. ‘Plotseling remde het treinstel. Ik hoorde iets kraken en ik viel. Ik wist meteen dat ik mijn dijbeen had gebroken.’ De arts, die al zeven jaar medicij- nen tegen botontkalking slikte, wist zeker dat ze haar been had gebroken vóór haar val, niet dóór haar val.’ In de weken en maan- den voor het metroritje had ze wel eens pijn gevoeld in haar dij, maar röntgenfoto’s noch scans hadden iets kwalijks aan het licht gebracht. Het getuigenis van Schneider bracht een bescheiden stroompje gelijkaardige getuigenissen op gang. In alle gevallen brak het dijbeen van vrouwen midden- door, zonder dat ze er een slag op hadden gekregen of een val had- den gemaakt. Eigenaardige toe- valligheid: alle vrouwen slikten al langer dan vijf jaar bifosfona- ten, de meest gebruikte middelen in de behandeling van botontkal- king (osteoporose). Sindsdien is onder artsen veel te doen geweest over de veiligheid van de geneesmiddelen, die hun succes danken aan het feit dat ze beschermen tegen heupbreuken en andere breuken die ontstaan door osteoporose, zoals wervel- breuken. ‘Meer en meer artsen begonnen te vrezen dat langdu- rig gebruik van bifosfonaten zelf de kans op breuken zou verho- gen’, zegt Steven Boonen, geriater bij de UZ Leuven. ‘En dan niet de typische
heupbreuken in de
buurt van de heupkom die je ver- wacht bij osteoporose, maar bi- zarre breuken, dwars doorheen het dijbeen.’ Meer en meer vakbladen begon- nen verhalen te publiceren als dat van Jennifer Schneider. In 2008 berichtte het Journal of Or- thopaedic Trauma over twintig vrouwen met een ‘Schneider- breuk’. Negentien van hen slikten bifosfonaten — gemiddeld al bij- na zeven jaar lang, net als Schnei- der. Vorig jaar had het Journal of
Bone and Joint Surgery een rap-
port over dertien vrouwen met Schneider-breuken, onder wie negen op lange-termijnbisfosfo- naten. ‘Steeds meer artsen gin- gen twijfelen’, zegt Boonen. ‘Os- teoporose is een chronische ziek-
te die om langdurige behande- ling vraagt, maar wat als het middel erger is dan de kwaal? Aan de andere kant was het pro- bleem vooral gesignaleerd op ba- sis van individuele gevallen en nauwelijks systematisch bestu- deerd.’ Daarin komt vandaag verande- ring met een grootschalige studie in het gereputeerde medische
vakblad New England Journal of
Medicine, waaruit blijkt dat aty- pische dijbeenbreuken zoals die van Jennifer Schneider uiterst zeldzaam zijn, zelfs na tien jaar behandeling met bifosfonaten. ‘Het gaat per jaar om amper vijf op de tienduizend langdurig be- handelde vrouwen’, zegt Boonen, die met Amerikaanse collega’s aan de studie werkte. ‘Er is geen bewijs dat de medicatie de oor- zaak is — al valt het ook niet voor honderd procent uit te sluiten.’ Boonen ziet daarom geen argu- menten om vrouwen met broze botten na vijf jaar bifosfonaten op andere medicijnen over te zet-
ten, zoals voor deze studie wel eens was overwogen. ‘U mag niet vergeten dat zo’n bifosfonaatbe- handeling beschermt tegen de veel talrijker breuken door bot- ontkalking. Als we tienduizend patiënten drie jaar behandelen, voorkomen we zevenhonderd wervelbreuken en honderd heup- breuken. Die bescherming is on- omstreden.’ In ons land worden ongeveer 175.000 vrouwen be- handeld met bifosfonaten. Het gaat vooral om alendronaat (Fo- samax van MSD) en zolidronaat (Aclasta van Novartis). Boonens studie werd opvallend snel door het NEJM voor publica- tie aanvaard — nauwelijks acht weken nadat het manuscript was ingestuurd. Doorgaans malen de molens van de wetenschapsbla- den veel langzamer. ‘Ze hebben ons verhaal versneld online ge- zet’, zegt Boonen. ‘Dat is onge- bruikelijk, en het wijst op het be- lang van onze conclusies: miljoe- nen vrouwen nemen de medica- tie waarover het gaat.’
DE STANDAARD
Gevreesd gevolg van botontkalking: wervelverzakking. © Science Photo Library
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88