This page contains a Flash digital edition of a book.
3) Eigenschappen van het instrument: Elke instrument is anders. Sommige appara- tuur zal in jaren niet afwijken van de stan- daard, andere instrumenten wijken na een aantal maanden al af van de standaard.


In alle gevallen is het aan te raden om een kalibratie-interval per instrument te bepa- len. Een dergelijke bepaling kan betekenen dat er bijvoorbeeld eerst om de maand gekalibreerd wordt en als de afwijking nog binnen toleranties blijven, wordt de perio- de op twee maanden gezet. Dit wordt net zo lang uitgevoerd totdat er bekend is na welke periode het instrument niet meer vol- doet aan de gestelde eisen. Dan wordt die periode aangehouden als herkalibratie ter- mijn (meestal wordt er veiligheidshalve een kortere herkalibratie termijn gehanteerd). Er is voor veel instrumenten al een hoop ervaring (historie) beschikbaar waardoor een eerste kalibratietermijn redelijk eenvou- dig is vast te stellen. Het is overigens een misverstand te denken dat men kalibreert om het instrument weer geschikt te maken voor een volgende termijn. Het is vaak nog belangrijker om vast te stellen met welke afwijkingen je (onbewust) de afgelopen periode gewerkt hebt en wat de gevolgen daarvan zijn.


Herleidbaarheid Herleidbaarheid is de ononderbroken ket- ting van ‘de standaard’ naar de gebruikte standaard tijdens de kalibratie. Het beste om dit uit te leggen is aan de hand van dé kilo die in Parijs staat. Deze kilo wordt zeer zelden uit zijn beschermde omgeving gehaald om controles uit te voeren, maar er worden wel weeginstrumenten gekali- breerd zonder deze kilo. Dit komt omdat er met dé kilo in Parijs een aantal andere kilo’s zijn gekalibreerd en met deze kilo’s worden weer andere kilo standaarden gekalibreerd. Dit is mogelijk zolang er een ononderbro- ken ketting van meetgegevens (en onzeker- heden) blijft bestaan. Dit doorgeven van herleidbaarheid is cruciaal en moet dus onder vastgestelde condities gebeuren.


Denk hierbij aan gevalideerde procedures, deskundig personeel en, indien van invloed, geconditioneerde omstandigheden (tem- peratuur, vochtigheid etc.). Met iedere stap wordt echter ook een kleine fout aan me- ting toegevoegd.


Wat is meetonzekerheid? Elke meting heeft een bepaalde onzeker- heid. Deze onzekerheden worden door vele factoren veroorzaakt, bijvoorbeeld door de persoon die de kalibratie uitvoert. Als dezelfde persoon op een volgende dag een bepaalde kalibratie nog een keer uitvoert, doet hij dit dan 100,00% hetzelfde? Bij we- gingen bijvoorbeeld kan zelfs de variatie in het zwaartekrachtveld van de aarde een invloed hebben op de meting. Bij kalibraties is meetonzekerheid een be- langrijke factor. Als een bepaalde kalibratie met een grote onzekerheid wordt uitge- voerd, dan kan dit invloed hebben op alle metingen die worden gedaan met het in- strument. De afwijking kan dan klein zijn, maar de onzekerheid bepaald de juistheid van de gevonden waarden.


Stel dat er voor een proces een tolerantie in de thermometers nodig is van +/- 5 o Kalibratie 1: gevonden afwijking = +4 o


C. C


(onzekerheid niet vermeld) Kalibratie 2: gevonden afwijking = + 4 o met een onzekerheid van 2 o


Kalibratie 3: gevonden afwijking = + 4 o met een onzekerheid van 1 o


C. C.


C C


Voldoen deze gevonden waarden aan de gestelde toleranties? Kalibratie 1: De gevonden afwijking is lager dan de gestelde tolerantie maar zonder opgave van onzekerheid zou de werkelijke afwijking wel eens vele malen groter kun- nen zijn. Kalibratie 2: De gevonden afwijking is lager dan de gestelde tolerantie maar als de meetonzekerheid in acht wordt genomen zou de werkelijke afwijking tussen de +2 o en de + 6 o


C C liggen. Hiermee wordt niet vol-


Als een bepaalde kalibratie met een grote onzekerheid wordt uitgevoerd, dan kan dit invloed hebben op alle metingen die worden gedaan met het instrument...


18 | nummer 6 | 2017


daan aan de gestelde tolerantie-eis. Kalibratie 3: De gevonden afwijking is lager dan de gestelde tolerantie. Als de meet- onzekerheid in acht wordt genomen zou de werkelijke afwijking tussen de +3 o +5 o


C en de C liggen. Hiermee wordt er voldaan aan de gestelde tolerantie.


Dit voorbeeld laat zien dat de meetonzeker- heid noodzakelijk is om een goede uitspraak te kunnen doen over een uitgevoerde kali- bratie en de gevonden waardes.


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56