‘Steeds meer van mijn collega’s verlieten Nieuw-Guinea en er ontstond een tekort aan onderofficieren. Bij het PVK (Papoea Vrijwilligers Korps) zaten ze te springen om mensen en ik wilde nog lang niet terug naar Nederland. Het PVK werd toegevoegd aan de VN-vredesmacht UNTEA. Dus zo maakte ik de tijdelijke overstap van het Nederlandse leger naar het PVK, als Nederlands kaderlid. Het was zeker een unieke situatie dat we eerst een strijdende partij waren en na de wapenstilstand tot de VN-vredesmacht gingen behoren. In de praktijk betekende het dat ik een ander uniform kreeg, werd gehuisvest in een woning bij het onderofficiers- verblijf en werd – dat was zeker een groot pluspunt – tijdelijk bevorderd tot sergeant, althans in functie. Dit was een mooie kans om in die hogere rang te werken, een ervaring die ik anders niet zo snel kon opdoen. De PVK was net opgericht door Nederland en ze hadden behoefte aan training. Dat was mijn taak, ik kreeg een klasje van ongeveer dertig locals onder mijn hoede. Ze waren allemaal ontzettend gemotiveerd om zich in te zetten voor hun land. De zaak van de Papoea’s ging me zeker aan het hart, maar ik kon niet meer doen dan me opge- dragen was. Ik kan me nog herinneren dat de Indonesiërs kwamen en de zaak overnamen. Aan het einde van dat jaar kwam er ook een einde aan mijn avontuur op Nieuw-Guinea en vertrok ik naar Nederland.’