search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
979 | WEEK 51-01 22 DECEMBER 2021


om via de marifoon dat je collega’s nog even geduld moeten hebben maar dat hulptroepen onderweg zijn. Laat ze ondertussen maar lek- ker toeteren, zodat iedereen weet dat jullie hier liggen.”


Vragend kijkt de schipper hem aan. Hoe gaat Klaus dat voor elkaar krijgen? Op de een of an- dere manier vertrouwt hij erop dat deze oude man de waarheid spreekt. Hij heeſt er meer vertrouwen in dan in de Vaar Melder App, waar hij deze storing natuurlijk allang gemeld heeſt. Hij vraagt zich altijd af wat er vervol- gens met zijn klacht gebeurt. Meestal hoort hij niets. Maar… hij moet eerlijk zeggen dat zijn collega’s het ook lang niet altijd melden als ze met een storing te maken krijgen. Tsja… dan gebeurt er nooit iets. Snel staat hij op om Klaus en zijn zoontje te helpen van boord te komen. Met Jip op zijn arm vertrekt Klaus rich- ting zijn huis.


Bij het huis van Klaus kijkt Jip zijn ogen uit. Zo’n groot en mooi gebouw heeſt hij nog nooit gezien. Overal zijn lichtjes en hij heeſt al vijf kerstbomen geteld. Als hij de tuin ziet, be- ginnen zijn ogen helemaal te glinsteren. De rendieren! Ze bestaan echt. Hij ziet ook een schuur, zou daar de arrenslee geparkeerd zijn? Jip durſt het bijna niet te vragen, maar Klaus ziet hem kijken. “Ja jongen, de arrenslee be- staat echt. Zullen we een ritje maken? Dit is eens wat anders dan een schip. We gaan op bezoek bij Arie, ik denk zomaar dat hij ons kan helpen.”


Zonder het antwoord af te wachten, pakt Klaus Jip bij de hand en neemt hem mee naar de schuur. Zodra hij de zware deuren opent, ziet de jongen een groot voorwerp in het mid- den van de schuur staan, bedekt onder een grote deken. “Als jij nu die punt pakt, doe ik de andere kant. We tellen tot drie en dan trek- ken we hem weg.” Jip doet keurig wat hem ge- vraagd wordt. Ook al is hij nog maar vijf, sterk is hij zeker.


kennen en met ingehouden adem waagt hij de stap, de uitgestoken hand dankbaar aan- nemend. “Kom, snel de stuurhut in”, zegt de schipper. “Ik ben trouwens Joep van der Zon.” In de stuurhut is het aangenaam warm, ver- baasd kijkt Klaus om zich heen. Zo ruim had hij het helemaal niet verwacht. Hij ziet een grote stuurstoel met daaromheen allerlei ap- paratuur waarvan hij geen idee heeſt wat hij ermee zou moeten.


Aan een tafel in de hoek zit een jongetje van een jaar of vijf te tekenen. “Dat is mijn zoon, Jip. Hij is druk bezig met zijn schoolwerk.” Het jongetje, met grote blauwe ogen en tien- tallen sproetjes op zijn neus en wangen, kijkt Klaus glunderend aan. “Bent u de kerstman?”, vraagt hij verlegen. “Tsja, ze zeggen het”, ant- woordt hij met een lach. “Maar… waarom ben jij niet op school eigenlijk?” De jongen legt uit dat hij pas op zijn zesde naar de basisschool gaat. Tot die tijd krijgt Jip les van zijn ouders aan boord.


Hij laat zijn leerboeken zien aan Klaus, die de boeken bewonderend bekijkt. Inmiddels heeſt schipper Joep koffie gezet en hij geeſt een dampende mok aan Klaus. “Zo vertel mij nu maar eens wat u hier doet”, zegt hij vervol- gens. Klaus legt uit dat hij graag van Joep wil horen hoe vaak dit soort storingen aan brug- gen nu precies voorkomen, en wat het voor hem en zijn schip betekent. Hoe meer Joep vertelt, hoe verbaasder de kerstman wordt. Bruggen die niet openen, sluizen met techni- sche storingen, te weinig ligplaatsen… En dan niet één keer per jaar maar soms wel meerde- re keren per maand.


De ene keer kan de Viva een stuk omvaren, an- dere keren kan Joep niets anders doen dan wachten tot de problemen zijn opgelost. “En dat kost een hoop geld kan ik je vertellen”. Klaus knikt. “Dan begint papa te schelden joh”, zegt de kleine Jip met een ondeugende glinster in zijn ogen. “Ssst, niet alles vertel- len hoor”, bromt zijn vader quasi streng terug. “Maar hij heeſt stiekem wel gelijk hoor, hier worden we natuurlijk niet blij van. En mijn col- lega schippers ook niet”, zegt hij wijzend naar de schepen achter hen.


Vlucht door de lucht Klaus is in gedachten verzonken, hij wil het oplossen maar hoe moet hij dit aanpakken? Plotseling denkt hij aan een oude vriend… Arie. Werkte hij vroeger niet bij een of ander technisch bedrijf? Abrupt staat hij op en zegt vader en zoon dat hij moet gaan. Een beetje beteuterd kijkt de kleine Jip hem aan. “Heb je geen cadeautjes meegenomen, het is toch bijna Kerst?” Klaus geeſt de jongen een aai over zijn bol. “Ik beloof dat ik terugkom, met cadeaus”, zegt hij. Dan bedenkt hij zich. Wat als hij de jongen nu eens meeneemt? “Of.. heb je misschien zin om met mij mee te gaan, dan heb je straks iets leuks te vertellen op school”, vraagt hij snel. Aan Joep vraagt hij: “Mag dat? Of komt hij dan in de knoei met zijn schoolwerk?”


Jip staat te springen terwijl hij wel tien keer “ja toch pap, mag het” roept. Tegen zo’n voor- stel kan zijn vader natuurlijk geen nee zeg- gen. “Kom Jip, dan moeten we snel gaan, ik ga ervoor zorgen dat jullie hier zo snel mogelijk weer weg kunnen varen. Joep, roep jij maar


Onder het doek komt een glimmende arren- slee vandaan, precies zoals hij hem kent uit de boeken over de kerstman die hij vaak met zijn moeder leest. “Wauw”, stamelt Jip. De rendie- ren worden voor de slee opgesteld en voor hij het weet zweeſt Jip samen met Klaus door de lucht. De rivieren en kanalen, die hij normaal van dichtbij ziet, slingeren nu als glimmende kerstversiering door het landschap. Hij kan precies zien waar het schip van zijn ouders ligt want ook vanuit de lucht kan hij de enorme file aan schepen erachter zien. “Wat mooi”, zegt hij met een zucht.


De grote loods Nog geen halfuurtje later wordt de daling al- weer ingezet. De rendieren parkeren de arren- slee vlak voor een grote loods, ergens in de ‘middle of nowhere’. “Waar zijn we?”, vraagt Jip. “Kom mee, dan laat ik het je zien.” Hij opent een grote schuifdeur en knippert even met zijn ogen vanwege het felle licht. “Arie”, roept hij. “Ben je daar?” De kleine jongen weet niet waar hij moet kijken, overal ziet hij hoge stellingkasten, tot aan het plafond gevuld met… ja met wat eigenlijk?


Hij ziet spijkers, moertjes, boutjes, maar ook grotere objecten waarvan hij geen idee heeſt wat het is. Ook Klaus kijkt zijn ogen uit. Hij wist dat zijn oude vriend een verzamelaar was maar deze enorme hoeveelheid had hij niet verwacht. Hij ziet slangen, koppelingen, ko- gelkranen, afdichtingen, op de grond ligt een groot roestig anker en daarnaast iets dat op een roer lijkt. Hij ziet kasten vol met kleine on- derdelen, soort bij soort. Ook hij kan lang niet alles benoemen.


Midden in de ruimte staat een grote werkta- fel, ook weer bezaaid met allerlei kleine on- derdelen. Daarachter staat een man gebogen, druk aan het werk met een klein lasapparaat. Zijn ogen bedekt met een speciale bril en zijn oren met een soort koptelefoon. Geen wonder dat hij Klaus niet hoort roepen. “Dat is Arie. Kom we lopen naar hem toe, maar voorzich- tig… We moeten hem niet laten schrikken.” Gehoorzaam loopt Jip met hem mee.


33


Als ze vlakbij de man zijn, pakt Klaus voorzich- tig een van de oorbeschermers vast tilt hem iets omhoog en zegt met zachte stem: “Niet schrikken, ouwe”. Natuurlijk schrikt Arie wel, hij verwachtte immers geen bezoek. Het lasap- paraat valt bijna uit zijn handen, het gaat net goed. “Klaus! Wat doe jij hier?”, roept hij ver- baasd. Klaus heeſt geen tijd voor prietpraat, dus snel legt hij de hele situatie uit aan zijn ouder vriend. “En dit hier… is een voorraadje waar Rijkswaterstaat jaloers op zou zijn”, ein- digt Klaus terwijl hij in de rondte kijkt.


“Naar welk boutje ben je precies op zoek?”, wil Arie weten. Klaus pakt zijn telefoon en laat hem een foto zien. Vlak voordat ze met de arrenslee vertrokken, werd hij gebeld door Jeroen die hem teleurgesteld vertelde ze toch echt naar Duitsland moesten. Klaus heeſt hem gevraagd hier nog even mee te wachten, en om een foto toe te sturen van het kapotte boutje. Die laat hij nu aan Arie zien. Die schiet meteen in de lach. “Ja dat is er inderdaad eentje uit het jaar nul. Dat die dingen nog gebruikt worden…Jullie boffen, als het goed is heb ik er nog een paar liggen hier. Wacht even hoor.”


Arie loopt naar achterkant van de loods, trekt wat dozen opzij, pakt een ladder, zet hem te- gen een van de tientallen stellingkasten, klimt erop en tilt een klein plastic doosje van de hoogste plank. Hij grabbelt er wat in en bekijkt zijn vondst van dichtbij. “Dit moet hem zijn. Ik pak er gelijk twee want dan hebben ze er nog eentje reserve.” Dolblij pakt Klaus de kleine Jip bij de armen en slingert hem in de rondte. “We gaan snel naar je vader om het goede nieuws te vertellen, ga je mee?” Jip is vooral blij dat hij weer in de arrenslee mag. “Arie, de volgende keer blijf ik langer. Misschien kunnen we samen eens langs bij Rijkswaterstaat om het eens over jouw voorraadje te hebben.” Arie zwaait hen gedag en kruipt weer achter zijn werktafel.


Eindelijk weer varen Al van ver horen Klaus en Jip het getoeter van schepen op hen afkomen. De vader van Jip heeſt zijn taak serieus genomen, zo blijkt. Zodra de arrenslee nadert, moet Klaus goed zoeken naar een plekje om te landen. Aan de wal hebben zich immers hordes mensen ver- zameld. Zij zijn allemaal komen kijken naar die toeterende schepen. Zelfs de pers is erop afge- komen en hij ziet fotografen met enorme toe- ters van fotolenzen die de ene na de andere foto schieten.


Klaus hoort sommige mensen mopperen, zich afvragend waarom die ‘stomme’ schepen zo’n herrie maken. En wat doen ze hier eigenlijk? Tijd voor tekst en uitleg, denkt hij. Samen met Jip loopt hij naar de spoorbrug, waar inmid- dels nog maar een paar werklui aanwezig zijn. De rest is naar huis vertrokken want voor van- daag konden ze toch niet veel meer betekenen. Jeroen is er nog. “Heb je misschien een mega- foon voor me?” Die heeſt hij.


Klaus kucht even goed voordat hij de joelen- de menigte toespreekt. De schippers vraagt hij om stilte. Daarna legt hij in geuren en kleuren uit waarom de schepen voor de spoorbrug lig- gen te wachten, waarom de binnenvaart zo be- langrijk is en dat het zeker NIET NORMAAL is dat ze drie weken voor een dichte spoorbrug moeten liggen. “En al helemaal niet omdat er een klein onderdeeltje gerepareerd of vervan- gen moet worden. Beste schippers, kijk eens wat ik heb gevonden….Samen met mijn kleine vriend Jip.”


Trots toont Klaus zijn gevonden schat. Dan richt hij zich tot Jeroen. “Aan jou de eer om het simpelweg te vervangen, reparatie is niet no- dig want dit is een kopie van het defecte on- derdeel.” Voorzichtig pakt Jeroen het bijzon- dere boutje aan. Hij kan bijna niet geloven dat de spoorbrug hierdoor weer geopend kan worden…


Een uurtje later draait de spoorbrug onder luid gejuich weer open en kan de Viva als eer- ste schip vertrekken. Met een grote glimlach zwaait Klaus Jip en zijn vader uit. Enthousiast zwaaien ze terug. Jip met één hand, want in zijn andere houdt hij een grote jutenzak vast.


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92  |  Page 93  |  Page 94  |  Page 95  |  Page 96