32
‘Daar gaan we weer’, denkt Klaus terwijl hij zich met een diepe zucht laat zakken in zijn luie stoel. Hij had zich zo verheugd op een groot kerstfeest met al zijn vrienden om zich heen. Nu ziet het ernaar uit dat hij maar vier gasten mag ontvangen voor zijn jaarlijkse kerstdiner. Vorig jaar was het ook al zo mini- maal. Hij weet dat het geen zin heeſt om te sippen, de hele wereld zit in hetzelfde schuit- je. Hij wil ook helemaal niet denken aan dat stomme virus. Werkelijk ie-de-reen heeſt het erover. Elk gesprek, elke talkshow, elk kran- tenartikel: alles staat in het teken van coro- na. Klaar is hij ermee! Deze gedachte brengt Klaus op een idee. Deze kerst gaat hij het er gewoonweg NIET over hebben. Hij gaat zich richten op iets anders, misschien kan hij wel iemand helpen. Daar wordt hij tenminste vrolijk van.
SANNE VERHOEFF
Om te beginnen besluit Klaus een wandeling te gaan maken. Frisse lucht is altijd goed en een beetje beweging kan al helemaal geen kwaad. Daar zouden ze eens meer over moe- ten schrijven - o nee, niet meer aan denken.
Klaus trekt zijn dikke winterjas aan. Buiten is het koud en al dagen regenachtig en grijs. Niet echt uitnodigend voor een lang stuk wan- delen, toch laat Klaus zich niet kennen. Hij is toch niet van suiker? Met paraplu stapt hij naar buiten en loopt richting het water. Hij vindt het heerlijk om eindeloos langs de ri- vier te wandelen, kijkend naar de schepen die voorbij varen. Lekker rustgevend. Vandaag is er echter niets rustigs aan. Er lijkt iets aan de hand te zijn.
Waar er normaal twee, drie schepen voorbij varen, liggen er nu tientallen schepen ach- ter elkaar. Het lijkt wel een file, maar dan op het water. Klaus loopt verder en telt inmid- dels zo’n twintig schepen. Na een tijdje lo- pen, begrijpt hij wat er aan de hand is. Het lijkt wel alsof de spoorbrug niet meer open kan… Klaus haalt zijn schouders op. ‘Zal vast snel opgelost zijn’, denkt hij.
Hij zwaait vrolijk naar de schippers die hij aan boord ziet. Het enige dat hij terugkrijgt, zijn boze blikken. Ach, hij houdt ook niet van in de file staan maar met zijn slee heeſt hij daar weinig last van. Hij begrijpt die schippers wel. “Nog even geduld… er wordt vast hard aan gewerkt. Denk eraan… het is bijna Kerst”, roept hij ze toe. Nog steeds boze blikken. Klaus besluit snel door te lopen, het is kouder dan hij dacht en hij verlangt naar het warme haardvuur en zijn luie stoel. Hij heeſt nog een flinke stapel brieven te lezen, want ook dit jaar zijn de kinderen hem niet vergeten.
Klaus maakt zich zorgen Gewapend met een dampende kop koffie, de stapel brieven en zijn mobiele telefoon bij de hand, laat Klaus zich zakken in de zachte kus- sens. Hij opent de eerste brief en begint met lezen. ‘Bla bla corona dit, corona dat, ziek, on- gezellig’, mompelt hij. Volgende brief. ‘Bla bla, corona, opa en oma, vier mensen, quarantai- ne, prikangst’, gaat hij verder. Met een diepe zucht legt hij de stapel naast zich neer. Hier heeſt hij dus he-le-maal geen zin in. Daarbij kan hij zich niet goed concentreren. Op de een of andere manier moet hij steeds denken aan die wachtende schippers. Eigenlijk weet hij helemaal niet veel van de scheepvaart af. Hij pakt zijn telefoon en opent zijn favoriete zoek- machine. ‘Scheepvaart’, tikt hij in.
‘Scheepvaart is vervoer en verkeer van goe- deren, mensen en dieren over water. Het gaat terug tot voor de geschreven geschiedenis. Tegenwoordig is de scheepvaart te verde- len in zeevaart, binnenvaart en visserij. Bijna 90 procent van de wereldhandel verloopt via de scheepvaart’, zo leest Klaus op Wikipedia. “Tjee, 90 procent da’s veel”, denkt hij ver- volgens hardop. De schepen die nu vastlig- gen, zullen wel onder de binnenvaart vallen, concludeert hij. Hij zoekt verder. Zijn bril, die
inmiddels naar het puntje van zijn neus ge- zakt is, duwt hij terug. Klaus komt erachter dat er zelfs kranten, vakbladen en magazines zijn die alleen maar over de binnenvaart schrij- ven. Echter, hij wordt niet blij van die berich- ten. ‘Toekomst binnenvaart onder druk door slechte staat vaarwegen’ en ‘Tekort van 400 miljoen op vaarwegonderhoud’, leest hij. Of: ‘Door slechte staat van de vaarwegen blijven schippers schipperen’.
Wow, 400 miljoen dat is niet mis, denkt Klaus. Opeens is hij er niet meer zo zeker van of dat probleem met die spoorbrug zomaar opgelost is. Zouden die schepen nog steeds liggen waar ze lagen? Hij kijkt naar buiten, het is inmiddels gaan sneeuwen. Zal hij gaan kijken? Er is in- middels drie uur verstreken…
Voor de tweede keer deze dag trekt hij zijn dikke winterjas aan en ditmaal ook zijn snow- boots. Weer loopt hij richting het water. Al snel hoort hij aan het rumoer dat er iets gaande is. Veel eerder dan vanochtend komt hij al sche- pen tegen, de rij is alleen maar langer gewor- den. Klaus kan zijn ogen niet geloven. Hij ziet diverse schippers aan dek staan, met de han- den in de zij. Ze roepen naar elkaar, hier en daar komt er een vloek voorbij. Ze zijn niet blij, helemaal niet zelfs.
Klaus besluit eens polshoogte te gaan nemen bij de spoorbrug. In de verte ziet hij oranje lichten knipperen, een teken dat er werkzaam- heden aan de gang zijn. Stevig stapt hij met zijn snowboots door de sneeuw, grote voet- stappen in de sneeuw achterlatend. Zodra hij aankomt bij de plek des onheils, ziet hij dat een paar mannen in oranje pakken met een gele helm op druk bezig zijn. Zodra ze Klaus zien, kijken ze verbaasd op.
Zo vaak zien ze geen grote man met een witte baard, knalrode wangen, kerstmuts en dikke rode jas met bontkraag. “Hé mannen kijk nou, de kerstman is op bezoek”, buldert één van de mannen richting zijn collega’s. “Krijg nou wat, het lijkt de echte wel”, roept een ander te- rug. Klaus is deze opmerkingen wel gewend en lacht een beetje mee met de werklui. “Zo jongens, wat zijn we aan het doen?”, vraagt hij vervolgens serieus.
Gewoon 'routineklusje' “Routineklusje voor ons”, antwoordt de jong- ste van het stel. “We zijn er net achter geko- men dat er iets mis is met de hefcilinder in het draaimechanisme. Het derde boutje van onderen in de kern van de cilinder is kapot. Dit kleine onderdeeltje blijkt echter zo bijzon- der te zijn, dat het in Duitsland vervaardigd moet worden. Ik denk dat het zo’n drie weken duurt. Gelukkig is de brug dicht, en kunnen de treinen gewoon doorrijden.”
Met grote ogen kijkt Klaus de jongen, die Jeroen blijkt te heten, aan. Maakt hij nu een grapje? Heeſt hij de schepen niet gezien? “Jeroen, jongen, kijk eens om je heen. Wat zie je?”, vraagt hij vervolgens. De jongen kijkt Klaus verbaasd aan. Hij ziet niets vreemds. “Heeſt u misschien last van die oranje knip- perlichten, die zetten we zo uit hoor. Daar zou- den de treinen ook alleen maar last van heb- ben.” Klaus schudt zijn hoofd en wijst naar het water.
“Heb je die schepen niet gezien? Waar moe- ten zij heen nu de spoorbrug niet open gaat?” Daar heeſt Jeroen zo snel geen antwoord op. “Omvaren misschien?” Klaus schudt zijn hoofd. Oké, een paar uur geleden wist hij zelf ook niet veel van de binnenvaart af dus mis- schien moet hij niet te streng zijn voor Jeroen. “Weet jij wel hoe belangrijk deze schepen voor ons zijn”, vraagt hij vervolgens aan de jon- gen. Jeroen kijkt hem aan alsof hij water ziet branden. Het wordt tijd dat hij deze werklui eens een klein lesje binnenvaart gaat geven. Misschien dat ze dan begrijpen dat deze schip- pers niet zomaar even drie weken kunnen wachten tot de spoorbrug gerepareerd is.
“Roep je collega’s er eens bij”, beveelt Klaus de jongeman. “Dan zal ik uitleggen waarom dat blijkbaar enorm bijzondere boutje misschien iets sneller geleverd moet worden.” Binnen een paar minuten heeſt een groepje van zo’n tien mannen zich om Klaus verzameld. “Mannen, ik wil jullie in het kort iets vertellen over de binnenvaart. Weten jullie bijvoorbeeld dat schepen eigenlijk van alles kunnen ver- voeren? Benzine, auto’s, tv’s, speelgoed, kle- ding en zelfs bier! Een schip van 110 meter kan maximaal 3500 ton vervoeren. Weten jullie wel hoeveel vrachtwagens dit zijn?” Iedereen haalt zijn schouders op. Sommigen kijken on- geïnteresseerd om zich heen. Ze willen het liefst naar huis. Weg uit de kou, uit de sneeuw. “Dat staat gelijk aan 120 vrachtwagens. Het grootste schip vervoert zo’n 10.000 ton, reken maar uit hoeveel vrachtwagens dat scheelt op de weg. En jullie gaan me toch niet vertel- len dat jullie het fijn vinden om in de file te staan?” Gemompel stijgt op uit de groep. Hun interesse is toch wel een beetje gewekt. Ze kij- ken nog eens naar de schepen, die geen kant op kunnen. Maar, wat kunnen zij hier aan ver- anderen? Ze doen ook alleen maar wat ze ge- vraagd wordt. De brug is kapot en moet gere- pareerd, zo simpel is dat. Wat kunnen zij eraan doen dat dat specifieke boutje zo blijkbaar zo bijzonder is dat het alleen in Duitsland te vin- den is?
“Stellen jullie je eens voor dat je drie weken niet met de auto over een brug op de route naar huis kunt rijden. Hoe kom je dan thuis? Rij je dan ook ‘even’ om?” Jeroen denkt even na. Hij beseſt dat het hem veel tijd zou kosten als hij niet over bepaalde bruggen zou kunnen
rijden om naar een volgende klus te gaan. Als hij te laat aankomt, krijgt hij geheid proble- men met zijn baas. Hoe zouden deze schip- pers dat eigenlijk doen, als hun lading te laat op de plaats van bestemming aankomt? Van die kant heeſt hij het nog nooit bekeken. En dan te bedenken dat hij regelmatig reparaties uitvoert bij sluizen of bruggen die niet meer openen vanwege een relatief klein defect. Hij heeſt altijd alleen maar aan de auto’s gedacht. “Wat kunnen we doen?”, vraagt Jeroen zich hardop af.
Klaus klimt aan boord “Die spoorbrug moet zo snel mogelijk gere- pareerd worden”, antwoord Klaus. “Eerst wil ik de schippers spreken. Ze liggen hier stil en kunnen nergens heen. Jeroen, misschien kun jij eens uitzoeken of dat bedrijf in Duitsland echt de enige plek is waar dat boutje te maken is. En geef mij jouw telefoonnummer maar, dan kunnen we elkaar op de hoogte houden.” Jeroen geeſt zijn nummer en vertrekt, samen met de andere werklui.
Alleen het eerste schip, de Viva, ligt aange- meerd bij de wachtplaats voor de brug, voor de rest is geen plek. Met armgebaren probeert Klaus contact te zoeken met de schipper, die met een nors gezicht in de stuurhut zit. Als hij Klaus ziet, gebaart hij dat hij naar hem toe moet komen. ‘Hoe dan?’, denkt hij. Het schip ligt een aardig stukje van de kade, en hij is de jongste niet meer. Inmiddels staat de schipper op het gangboord met uitgestoken hand.
“Gewoon een hele grote stap nemen”, zegt hij alsof het niks is. Klaus wil zich niet laten
979 | WEEK 51-01 22 DECEMBER 2021
Het kerstverhaal van Klaus en de kapotte spoorbrug
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96