search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Nabestaanden van mensen die suïcide hebben gepleegd, blijven met verdriet en vragen achter. Vaak ook met ge- voelens van schuld, onmacht en spijt dat ze de suïcide niet hebben kunnen voorkomen. Informatie over wat er is gebeurd en waarom, kan helpen bij rouwverwerking. Daarom ook vragen deze ouders de instelling waar hun dochter is behandeld, hoe het zover heeft kunnen komen. Ze willen er meer van begrijpen. De instelling weigert dit op grond van het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim is een belangrijke


pijler in onze gezondheidszorg. Het zou echter te kort door de bocht zijn om lou- ter af te vinken: ‘beroepsgeheim ja’ en vervolgens de casus te sluiten en de deur voor de nabestaanden dicht te gooien. Toch gebeurt dat (te) vaak. Maar niet uit kwade wil; hulpverleners denken


door het beroepsgeheim niet anders te kunnen. Dat lijkt mij een misverstand. Het is een te rigide interpretatie van en omgang met het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim mag geen dood-


doener zijn. En hoeft dat ook niet te zijn. Ook al is inzage in het medisch dossier uitgesloten, er kan – al naar gelang de situatie en ter beoordeling van de hulpverlener – best informatie worden gegeven over de toedracht, de behandeling en de omstandigheden die tot de suïcide hebben geleid. Er kan altijd een gesprek worden gevoerd met de nabestaanden, waarin ook wordt uit- gelegd wat níet kan worden gedeeld en wat de overwegingen daarbij zijn. Doel van dat gesprek is de zorg aan hen; niet de uitleg van het beroepsgeheim. De MDR-richtlijn ‘Diagnostiek en Behande- ling van Suïcidaal Gedrag’ beveelt aan


om binnen de grenzen van het beroeps- geheim de nabestaanden alle informa- tie te geven die het begrijpen van de suïcide vergemakkelijkt. Kennelijk heeft ook de instelling uit


deze casus afwegingen gemaakt en besloten dat er wél gedeeld kan worden met de physician assistant (PA), ook al geldt het beroepsgeheim evenzeer voor informatieverstrekking aan hem. Hij is wél geïnformeerd over toedracht en voorgeschiedenis. Een overweging zou kunnen zijn dat de PA een rol kan spelen in de ondersteuning van de ouders. In ieder geval kan hij zijn eigen afwegingen maken, zeker de ouders in- formeren en zorg bieden. Maar ook de hulpverleners van de instelling kunnen en moeten dat doen.


Lieke van der Scheer is filosoof/ethicus


geval van toestemming van de patiënt bij leven, als hij toestemming van de patiënt mag veronderstellen en in zeer uitzonderlijke gevallen bij conflicteren- de plichten en zwaarwegende belangen. De vraag is of de informatieplicht in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) die een zorgaanbieder bij incidenten heeft tegenover nabestaan- den het beroepsgeheim opzijzet. Het is niet duidelijk of dit de bedoeling is van de wetgever*. Als hiervan sprake is, dan biedt deze bepaling alleen een wettelij- ke grondslag voor het informeren over de toedracht van een incident en niet over de behandeling. De richtlijnen van de KNMG zijn


analoog van toepassing op de PA. Vol- gens deze richtlijnen mag hij alleen toestemming van patiënt veronder- stellen als hij hiervoor concrete aan- wijzingen heeft. Hij kan net als de ggz- behandelaar in de instelling niet om het verbod van patiënt heen. De PA moet verder aan de hand van de richtlijnen


nagaan of er sprake is van dreigende ernstige (gezondheids)schade of zwaar- wegende belangen die doorbreking van het beroepsgeheim kunnen rechtvaar- digen. Rouwverwerking, hoe belangrijk ook, is hiervoor onvoldoende. Mijn advies aan de PA is samen met


Annemarie Smilde:


Rouwverwerking is onvoldoende


voor doorbreking beroepsgeheim


Jurist


de ggz-behandelaar en eventueel de huisarts een gesprek met de ouders te voeren, waarin zij uitleggen welke vra- gen zij wel en niet kunnen beantwoor- den vanwege hun beroepsgeheim en op basis van welke overwegingen. Het beroepsgeheim laat wel toe de ouders nader te informeren over de toedracht van de suïcide en om de behandelaars te laten toelichten wat hun verantwoor- delijkheid was bij de behandeling van patiënt, zo nodig in algemene termen.


*Zie artsenauto.nl/suicide


Annemarie Smilde is senior specialist gezondheidsrecht bij VvAA


ArtsenAuto juni 2016 033


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92