This page contains a Flash digital edition of a book.
De succesvolle strijd van Charlie Aptroot


Product- en bedrijfschappen gaan verdwijnen


anaf de eerste dag dat Charlie Aptroot voor de VVD voet zet in de Tweede Kamer, strijdt hij tegen de dwangmatige verplichtingen van product- en bedrijfschappen. Een ja- renlange, maar tenslotte succesvolle strijd tegen verplicht lidmaatschap en onvrij- willige, hoge afdracht volgt. Met succes!


V 32


Na 23 jaar ondernemerschap, betreedt Aptroot in 2003 de Tweede Kamer. Al snel wordt het kersverse Kamerlid geconfron- teerd met het ‘stalinistische dwangstelsel’ van product- en bedrijfschappen. Een land- bouwer, die zich tot Aptroot wendt, vraagt zich in vertwijfeling af hoe hij de hoge verplichte bijdrage van enkele duizenden euro’s van zijn inkomen van 25.000 euro moet gaan betalen.


Na deze en vele andere klachten wordt de afschaffi ng van de ‘verplichte aansluiting’ Aptroot’s missie. Als voormalig onder- nemer is hij sterk voor het vrije onderne- merschap met alle lusten en lasten, en principieel tegen de ‘verplichte aansluiting’ van product- en bedrijfschappen. ‘Laat de ondernemer zelf bepalen waar hij lid van wordt’, meent hij.


Een product- of bedrijfschap is nu nog een ‘openbaar lichaam’ op basis van de Wet op de bedrijfsorganisaties. Een productschap beoogt activiteiten ‘in het algemeen belang van de sector‘ binnen de verticale pro- ductkolom uit te voeren. Een bedrijfschap doet hetzelfde maar dan in de horizontale bedrijfstak.


Door het opleggen van wettelijk verplichte heffi ngen aan het bedrijfsleven en grote bij- dragen door de verschillende ministeries, verwerven de schappen fi nanciële mid- delen. De onvrijwillige verplichte jaarlijkse bijdrage kan oplopen tot duizenden euro’s per jaar.


De overheid of ‘representatieve’ belangen- organisaties kunnen een aanvraag indienen voor het instellen van een product- of bedrijfschap. Representatief wil zeggen een ruime meerderheid vertegenwoordigen


van zowel het aantal bedrijven, het aantal werknemers als de omzet.


Afdrachtplicht


Het zogenoemde instellingsbesluit bepaalt dat alle ondernemingen in de betreffende bedrijfstak onder de werking van het schap vallen en dus wettelijk afdrachtplichtig zijn. Het maakt daarbij niet uit of de onder- neming wel of niet aangesloten is bij een werkgeversorganisatie. Doorgaans beperkt


dan via de werkgeversvertegenwoordigers van hun –eventuele – brancheorganisatie. De vakbonden hebben binnen een schap de mogelijkheid invloed uit te oefenen op werkgeversaangelegenheden.


Bedrijfschap Watersport Industrie De HISWA Vereniging heeft destijds een voorstel ingediend voor de oprichting van een Bedrijfschap Watersport Industrie (BWI). Het is gebleken dat een groot aantal watersportondernemers nooit goed heeft beseft welke zware, ongewenste fi nanciële gevolgen de oprichting van een Bedrijf- schap Watersport Industrie voor hen zou inhouden. Aan heffi ngen is het bedrijfs- leven jaarlijks zo’n € 200 miljoen kwijt aan de schappen, die daarnaast met grote bedragen door de verschillende ministeries worden ondersteund.


De schappen hebben in de naoorlogse pe- riode van wederopbouw hun nut bewezen en de intentie om de kosten die een sector maakt ‘in het algemeen belang van de sector‘ over alle bedrijven in die sector uit te smeren, is plausibel.


de werkingsfeer zich niet tot de bedrijven in de betreffende bedrijfstak, maar kan deze zich ook tot ondernemingen uitstrekken, die slechts een klein deel van hun omzet genereren met activiteiten binnen de wer- kingssfeer van het schap.


Het bestuur van een schap bestaat naast een onafhankelijk, bezoldigd voorzitter, uit werkgevers- en werknemersvertegen- woordigers. Deze bestuurders ontvangen doorgaans een vacatievergoeding die uiter- aard door de heffi ngen moet worden op- gebracht. Het bestuur wordt ondersteund door een secretariaat dat eveneens uit de heffi ngen moet worden betaald. Het bestuur bepaalt wat er ‘in het alge- meen belang van de sector‘ moet worden gedaan en stelt ook de afdrachten vast. Ondernemingen die onder de werkings- sfeer van het schap vallen, hebben geen directe beïnvloedingsmogelijkheid, anders


Maar het rechtvaardigt niet de instelling van een bedrijfschap, omdat ‘ondernemers de vrijheid moeten hebben zelf te bepalen of zij samen met collega ondernemers, anderen taken willen – laten – uitvoeren en belangen willen –laten- behartigen.’ De brancheorganisaties die bovenbedoelde kosten willen maken, zullen zich zodanig positief moeten presenteren, dat de leden van de sector vrijwillig fi nanciële bijdragen leveren aan deze kosten.


‘Dwanginstituut’


Het argument van ‘freeriding’ - sectorleden die meeliften en dus gratis ‘profi teren’ - is onvoldoende zwaarwegend voor de instelling van een ‘dwanginstituut’ als een bedrijfschap. De instelling van een schap brengt zodanige bezwaren met zich mee dat de bedrijfslevenbelangen per saldo wor- den geschaad. Ook heeft de Bestuurska- mer van de SER, het adviesorgaan in deze, aangegeven dat er verstoring kan plaatsvin- den van wat er al privaat geregeld is. Uit-


Door Hannes van de Stadt


Jachtbouw Nederland 2


april 2012


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52