werd met opslag en het deelbaar maken van gegevens, is de uitdaging van het verzamelen echter groot.
Dit geldt ook bij Rijkswaterstaat. Grond- waterstandsmonitoring is een wezenlijk onderdeel van veel projecten die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd door, of voor Rijkswaterstaat. Bart van der Roest: “Bij grote bouwprojecten, waarbij langdu- rige grondwaterstandverlaging nodig was om te kunnen bouwen, is het noodzake- lijk om na het gereedkomen de grondwa- terstanden blijvend te monitoren. Gebrui- kelijk was dat de verkregen gegevens op lokaal niveau werden opgeslagen, terwijl ook het nodige is aangeleverd aan het DINOloket. Voor beide geldt echter dat niet met zekerheid gezegd kon worden wanneer dit wel was gebeurd, en wan- neer niet.”
Doel van de vraag aan Stantec was een inventarisatie, aan de hand waarvan kon worden bepaald wat lokaal beschikbaar was, maar niet was aangeleverd. Hier- mee is het ingenieursbureau in november 2018 aan de slag gegaan.
Hilbert Weemstra, projectleider binnen Stantec: “We hebben een plan van aan- pak opgesteld dat vooral draaide om historisch onderzoek, bestaande uit een combinatie van bezoeken aan de cen- trale en regionale archieven en het sys- tematisch en persoonlijk benaderen van projectleiders. Om oude rapporten te di- gitaliseren hebben we digital scanners beschikbaar gesteld en veldwerkers
stonden paraat om aanvullende metingen van bijvoorbeeld een fi lterstelling of een maaiveldhoogtebepaling uit te voeren.”
Al snel bleek dat het systematisch vast- leggen en behouden van onderzoeksdata op vele verschillende manieren en vaak versnipperd werd gedaan. De verwachte hoeveelheid data moest daarom naar be- neden worden bijgesteld. Weemstra: “In de archieven waren lang niet alle grond- watermonitoringsprojecten opgeslagen. En van de projecten die wel aanwezig bleken te zijn, zijn in de meeste gevallen de meetreeksen zelf niet opgenomen in de rapporten of de context en metadata waren niet beschikbaar of te achterhalen. Ook het contact zoeken met medewer- kers die betrokken waren bij grondwa- termonitoringsprojecten leidde slechts af en toe tot bruikbare data. In veel gevallen bleken de data lokaal opgeslagen op de computer van een medewerker die niet meer in dienst is, of die inmiddels een an- dere computer had gekregen.”
Over een andere boeg Na gezamenlijk overleg werd besloten om dan de marktpartijen te betrekken bij de opdracht. Met name de laatste decen- nia is de monitoring door ingenieursbu- reaus uitgevoerd. Er werd een lijst op- gesteld van opdrachtnemers en er werd een vergoeding beschikbaar gesteld. Ook hier bleek het ingewikkeld te zijn om meetreeksen en peilbuisgegevens te ach- terhalen. Zoals ook binnen Rijkswater- staat bleken de data niet meer beschik- baar te zijn of het zou een in verhouding
te grote inspanning zijn om deze boven water te krijgen. Uiteindelijk zijn 441 put- locaties aangeleverd aan de BRO en zijn er 176 meetreeksen aangeleverd aan DI- NOloket, wat later in de BRO verwerkt wordt. De aantallen werden vooraf hoger ingeschat; toch wierp de gehanteerde werkwijze wel vruchten af. Hilbert Weem- stra: “We hebben in de voorbereiding een toetsingskader opgesteld om de kwaliteit te waarborgen en te voorkomen dat er veel moeite gestoken zou worden in peil- buizen waarvan het nut als ‘zeer beperkt’ werd ingeschat. We hebben daarmee de relevante ontbrekende data over de peil- buizen. Als laatste stap hebben we aan de hand van een script alle verschillen- de databestanden omgezet naar het for- mat waarmee het geüpload kon worden in de BRO of aangeleverd aan de Lande- lijke Voorziening.”
Wijze lessen
Ondanks dat de hoeveelheid data klei- ner was dan in eerste instantie verwacht, is een aantal wijze lessen getrokken. Hil- bert Weemstra: “De meeste organisaties hebben erg veel baat bij het onderzoeken hoe het omgaan met informatie bij hen geregeld is. Rijkswaterstaat is daarin niet anders. De wettelijke aanleverplicht aan een centrale plek is een hele mooie stok achter de deur om hier eens echt naar te kijken. Het project leert dat er veel te win- nen is in de manier waarop we omgaan met data, maar dat er ook veel te ach- terhalen is, wat met een beetje hulp zo is ingevoerd.”
Bart van der Roest: “Ons project geeft eens te meer aan dat de BRO een hoog- nodig initiatief is. Dataopslag blijft een uitdaging voor veel overheden en bedrij- ven. We hebben een rijkdom aan infor- matie die met de juiste behandeling echt waarde heeft, zowel voor het bredere pu- bliek als voor onze organisatie. We heb- ben in dit project, door in detail te onder- zoeken hoe het ging in het verleden, erg veel geleerd voor de toekomst.”
Meer informatie:
www.stantec.com/nl
www.rijkswaterstaat.nl
Nr.7 - 2019 OTAR OTAR Nr.7 - 2019 37
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56