This page contains a Flash digital edition of a book.
vakinhoud 29


cholinerge werking hyposialie en indirect cariës veroor- zaken (type I/A-bijwerking). In een cohortonderzoek werden de bijwerkingen van atypische antipsychotica onderzocht bij 420 kinderen van twee tot vijſtien jaar. Er werd met name risperidon (94 procent) gebruikt. Cariës was één van de frequentst gemelde bijwerkingen: 22 van 391 kinderen hadden cariës (5,6 procent). De auteurs ga- ven aan dat deze bijwerking onverwacht was en dat een oorzakelijk verband niet kan worden bewezen. In een dwarsdoorsnedeonderzoek is nagegaan of er een relatie bestaat tussen het gebruik van atypische antipsychotica en cariës bij 878 patiënten met schizofrenie die waren opgenomen op een psychiatrische afdeling van een zie- kenhuis. Als maat voor cariës werd de DMFT-index ge- bruikt. 59,3 procent van de patiënten gebruikte een aty- pisch antipsychoticum. Er werd geen statistisch significante associatie gevonden tussen de DMFT-index en het gebruik van een atypisch antipsychoticum. Bij La- reb is van quetiapine, het frequentst voorgeschreven aty- pische antipsychoticum tweemaal tanderosie gemeld. Van lithium is bekend dat het dorst (38-70 procent) en een gevoel van monddroogheid (15-40 procent) kan ver- oorzaken door renaal waterverlies. Dit kan indirect het risico op tandbederf verhogen, doordat patiënten meer gaan drinken. In de casuïstische mededelingen is cariës beschreven bij het gebruik van lithium. Bij Lareb zijn thans twee meldingen bekend van tanderosie en vijf van een tandaandoening bij het gebruik van lithium. In een observationeel onderzoek is de relatie tussen het gebruik van isotretinoïne, de speekselstroom en het ont- staan van tandbederf onderzocht. 24 patiënten die een dermatologische kliniek bezochten en zes maanden met isotretinoïne werden behandeld, werden vergeleken met 43 controlepersonen. In de groep die met isotretinoïne werd behandeld, nam de DMFT-index toe van 2,6 naar 2,7, in de controlegroep bleef deze gelijk (DMFT-index 3). Onduidelijk is wat de klinische relevantie van de geringe toename op de DMT-index is. De afname van de speek- selstroom in de isotretinoïnegroep werd als oorzaak hiervan beschouwd.


Overige middelen. In een casuïstische mededeling wordt een vrouw van 38 jaar beschreven die gedurende drie jaar acetylsalicylzuur (als poeder, >6 per dag) gebruikte tegen hoofdpijn. Ze nam het poeder in door het onder de tong te laten oplos- sen. Bij tandheelkundig onderzoek bleek dat er erosie was van de tanden in de onderkaak, waarvan de meest aannemelijke oorzaak het langdurige gebruik van de ace- tylsalicylzuurpoeders was.


Van methadon is in de wetenschappelijke literatuur een aantal gevallen van cariës beschreven. Dit betrof ten dele patiënten die verslaafd zijn geweest aan heroïne, hetgeen mogelijk ook heeſt bijgedragen aan het ontstaan van ca- riës. In een casuïstische mededeling wordt een 35-jarige vrouw beschreven die werd behandeld met een combi- natie van buprenorfine met naloxon voor rugpijn en ca- riës ontwikkelde ondanks een adequate mondhygiëne. Het onderliggende mechanisme voor de bijwerking is niet bekend (type II/B-bijwerking). Bij Lareb is, behalve bij het gebruik van middelen die eerder in het artikel zijn besproken, cariës gemeld bij het gebruik van tumorne- crosefactor (TNF)-α-remmers (zesmaal) en bisfosfonaten (viermaal), die ook aanleiding kunnen geven tot kaak- botnecrose. Erosie is verder driemaal gemeld bij het ge- bruik van valproïnezuur, en tweemaal bij het gebruik van bisfosfonaten, lithium en osmotisch werkende laxantia.


Tot slot In zeldzame gevallen kan het gebruik van bepaalde ge- neesmiddelen bijdragen aan het ontstaan van cariës en tanderosie. Dat kan te maken hebben met de hulpstoffen van een geneesmiddel, zoals de suikers in dranken en zuigtableten of de eroderende poederdeeltjes van een poederinhalator. Daarnaast kunnen geneesmiddelen op indirecte wijze aan het ontstaan van cariës bijdragen door de speekselsecretie te verminderen. Op farmacolo- gische gronden zou dit een groot aantal middelen kun- nen betreffen. De relatie tussen het gebruik van genees- middelen en cariës en erosie is summier beschreven. Aanwijzingen zijn afomstig uit de lagere categorieën van wetenschappelijk bewijs, uit meldingen bij bijwer- kingencentra of casuïstische mededelingen. Een oorza- kelijk verband kan niet worden bewezen met dit type onderzoek. Tandartsen dienen bedacht te zijn op de rol van geneesmiddelen zeker als een patiënt een middel langdurig en vaak gebruikt. Patiënten die een genees- middel gebruiken dat cariës of erosie kan veroorzaken, moet worden aanbevolen om regelmatig de tandarts te bezoeken. Voorts moeten ze adviezen krijgen over voe- ding, mondhygiëne en maatregelen rondom het genees- middelengebruik. Het is van belang dat ook tandartsen vermoede bijwerkingen melden via het online meldfor- mulier op www.lareb.nl, op een zo adequaat mogelijk manier, dus met onder meer informatie over de mogelij- ke tijdsrelatie, comedicatie of andere mogelijke oorzaken.


Meer informatie: www.geneesmiddelenbulletin.nl.


NEDERLANDS TANDARTSENBLAD > 25 september 2015


NEDERLANDS TANDARTSENBLAD > 25 september 2015


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52