search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Ondernemingsrecht


Bij de beantwoording van de vraag of - na een vereffeningsprocedure van een ontbonden rechtspersoon of na een turboliquidatie als gevolg waarvan de vennootschap ophoudt te bestaan - sprake is van een alsnog bestaande bate, dan wel een (ten tijde van de ontbinding) al bekende bate, zullen de omstandigheden van het geval een belangrijke rol spelen. Hof Amsterdam hechtte waarde aan de omstandigheden dat uit de jaarrekeningen van X Holding BV en de openbare registers is gebleken dat de BV ten tijde van de ontbinding en uitschrijving uit het handelsregister nog eigenaar was van een onroerende zaak. Hoewel het Hof dit niet met zoveel woorden overweegt, zou het feit dat de bestuurder van de BV in dit geval enig bestuurder en enig aandeelhouder van de BV is sinds de oprichting daarvan, ook mee kunnen spelen in de bekendheid met het feit dat de BV eigenaar was van de onroerende zaak en dus sprake was van een reeds bekende bate.


Casus Hof Leeuwarden: turboliquidatie onterecht wegens bekende bate (vordering)


In een vergelijkbare casus betrof het ook een BV en een enig bestuurder en aandeelhouder. Hof Arnhem-Leeuwarden deed in 2018 (18 september 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8353) uitspraak in deze zaak. De bestuurder had het besluit tot ontbinding van de vennootschap genomen. De bestuurder heeft ook het beëindigen van de BV in het handelsregister laten inschrijven, omdat bij de rechtspersoon geen baten meer aanwezig waren. Een maand later heeft de bestuurder een verzoek tot rectificatie bij de Kamer van Koophandel gedaan, omdat nog bleek van een bate in de vorm van een vordering op een derde. Het Hof oordeelde dat daardoor ten tijde van de ontbinding sprake was van een bate, waardoor de vennootschap was blijven voortbestaan. Het Hof overweegt dat het feit dat de bestuurder ten tijde van de ontbinding al bekend was met de mogelijke vordering, hier niet aan af doet. Het oordeel van de bestuurder of sprake is van een bate, is niet doorslaggevend voor het antwoord op de vraag of de vennootschap is blijven voortbestaan. Dat oordeel van het bestuur is voor rechterlijke toetsing vatbaar (Hoge Raad 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4096). In dit geval was de beëindiging van de BV volgens het oordeel van het Hof ten onrechte in het handelsregister ingeschreven. Ook hier betrof het een ten tijde van de ontbinding al bekende en bestaande bate.


Positie schuldeisers


De vraag of het bepaalde in art. 2:19 lid 4 en art. 2:23c lid 1 BW of art. 2:19 lid 5 BW van toepassing is, zal voor schuldeisers van belang zijn voor de vraag welke vordering zij moeten instellen. Met name bij turboliquidatie kan de positie van schuldeisers lastig zijn. Bij het ontbreken van een formele vereffeningsprocedure, zouden schuldeisers gebaat kunnen zijn bij een meer transparante procedure bij turboliquidatie van vennootschappen. Wanneer een schuldeiser na turboliquidatie verzoekt tot heropening van de vereffening met als gevolg herleving van de rechtspersoon, zal deze schuldeiser het mogelijke bestaan van een bate moeten aantonen. Dat kan lastig zijn als de mogelijkheid tot inzage in de administratie van de rechtspersoon ontbreekt. In de literatuur is verdedigd dat het feit dat een bestuurder bewust turboliquidatie toepast bij een nog bestaande bate, een onrechtmatige daad van de bestuurder zou kunnen opleveren (zie hiervoor S. Renssen, ‘De via turboliquidatie verdwenen BV die nog bestaat: een contradictio in terminis’, JBN 2021 (5) 21). Om schuldeisers op dit punt tegemoet te komen, is de ‘Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie’ op 28 juni 2021 ter consultatie aangeboden. Het doel van deze wet is onder andere het verbeteren van de rechtspositie van schuldeisers na turboliquidatie.


Conclusie


In de uitspraak van Hof Amsterdam stond de vraag centraal of het feit dat na turboliquidatie bleek dat de vennootschap ten tijde van de ontbinding eigenaar was van een onroerende zaak kon leiden tot heropening van de vereffening. Het Hof oordeelde dat deze omstandigheid er voor zorgde dat, doordat sprake was van een bate die vereffend had moeten worden, onterecht is overgegaan tot turboliquidatie en de vennootschap daarom is blijven voortbestaan. In dit PEN-artikel is ingegaan op de verhouding tussen art. 2:19 lid 4 en art. 2:23c lid 1 BW enerzijds en art. 2:19 lid 5 BW anderzijds. Bij de vraag of sprake is van een ‘alsnog’ bestaande bate of een al bekende bate, spelen de omstandigheden in de besproken casus een belangrijke rol. Als een vennootschap eindigt door middel van turboliquidatie, kan dat een lastige positie voor een schuldeiser met zich mee brengen. Om schuldeisers in die situatie meer bescherming te bieden, is vorig jaar de ‘Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie’ ter consultatie aangeboden.


40


PE Notariaat 2022/4


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52