search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Verwantschap in de Successiewet: weet u zeker dat u (geen) kinderen heeft?


(nr DGB2010/872M, onderdeel 4.2) heeft de Staatssecretaris van Financiën echter met toepassing van de hardheidsclausule goedgekeurd dat ook sprake is van een pleegkind als naast de pleegouder ook ten hoogste één persoon, die met de pleegouder heeft samengewoond, zich tijdens die periode met het onderhoud en de opvoeding heeft beziggehouden. Die éne persoon die met de pleegouder heeft samengewoond kan ook één van de ouders van het pleegkind zijn, zoals dat in de onderhavige casus de situatie was voor het overlijden van Bianca.


De feiten en omstandigheden van het geval zijn relevant voor de vraag of Charles en Xavier mogen worden aangemerkt als pleegouder en pleegkind. Het criterium ‘als een eigen kind onderhouden en opvoeden’ vereist een zodanige duurzaamheid en continuïteit, dat aan dit vereiste niet wordt voldaan indien bijvoorbeeld het kind louter de zondagen en vakantiedagen bij de ‘pleegouders’ doorbrengt. Omdat Xavier vanaf 2014 (hij was toen 12 jaar oud) tot 2022 heeft ingewoond, eerst bij Bianca en Charles, en na het overlijden van Bianca alleen bij Charles, wordt voldaan aan alle vereisten en kwalificeert Xavier daarmee als pleegkind van Charles. Voorts is relevant dat er geen contact meer was met Albert en dat hij zich sinds 2014 niet heeft bemoeid met de opvoeding van Xavier. Op basis van de bepaling van art. 19 lid 1 onderdeel c SW wordt een pleegkind in de zin van art. 19 lid 2 SW gelijkgesteld met een kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de pleegouder. Hiermee is voldaan aan het vereiste voor toepassing van de schenkvrijstelling dat de schenking moet zijn verkregen door een kind van een ouder.


Overigens zou ook nog op basis van de gelijkstellingen van art. 19 lid 1 onderdeel d of onderdeel e SW voor de heffing van schenk- en erfbelasting een familierechtelijke betrekking kunnen bestaan tussen Charles en Xavier, als Charles het ouderlijk gezag over Xavier uitoefent respectievelijk de voogdij heeft over Xavier.


Slot


De complexiteit van dit leerstuk blijkt uit het gegeven dat de getrokken conclusies in sterke mate kunnen afwijken als de feiten van de casus net anders liggen dan in de onderhavige. De casus moet opnieuw worden bestudeerd en beredeneerd als Bianca niet zou zijn overleden, maar de relatie tussen Bianca en Charles zou zijn geëindigd door verbreking van de relatie (de gelijkstelling van art. 19 lid 1 onderdeel b SW geldt dan niet meer). Of als Charles de


schenking doet terwijl hij nog steeds samenwoont met Bianca (dan moet aandacht worden besteed aan de samentelbepaling van art. 26 SW).


Al deze casusposities roepen nieuwe vragen op die in de praktijk kunnen leiden tot discussie met de Belastingdienst. Het is juist daarom dat het voorstel ter uniformering van de familiebegrippen in de schenk- en erfbelasting in het Bouwstenenrapport met voorrang zou moeten worden uitgevoerd. Aanpassing van de wet in dit opzicht zal leiden tot meer duidelijkheid, minder discussies en minder verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule (art. 63 AWR).


In dit kader mag niet onvermeld blijven de recente uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 17 mei 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:4050), waarin het Hof oordeelde dat een biologisch kind, dat geen familierechtelijke betrekking had met de erflater, recht had op toepassing van het lage tarief en de kindvrijstelling. Volgens het Hof is uit het gegeven dat voor het bestaan van bloedverwantschap een biologische relatie niet is vereist, niet af te leiden dat een biologisch kind niet als bloedverwant van zijn biologische ouder kan worden aangemerkt. Tegen deze uitspraak is cassatie ingesteld. Als de Hoge Raad de uitspraak van het Hof in stand laat, is dat wellicht een extra reden voor de wetgever om de Successiewet op dit punt te verduidelijken.


fbn.nl/pe-notariaat


11


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52