search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Onroerendgoedrecht fiscaal


partner-eis is dat wanneer een vruchtgebruiker krachtens erfrecht ten tijde van het overlijden niet de partner van de erflater was en het vruchtgebruik na 31 december 2012 is verkregen, de schuld voor de vruchtgebruiker derhalve niet als een BEWS wordt aangemerkt maar ingevolge art. 3.119a lid 8 Wet IB 2001 voor de vruchtgebruiker als een eigenwoningschuld kan worden aangemerkt wanneer wordt voldaan aan de aflossingseis. Dit houdt in dat wanneer de lening aflossingsvrij is, deze moet worden aangepast naar een lening met een tenminste annuïtair aflossingsschema. Wordt daaraan niet voldaan, dan kwalificeert de schuld als box 3-schuld van de vruchtgebruiker.


Vervreemding van de woning waarop vruchtgebruik rust


Bij vervreemding van een eigen woning wordt bij de vervreemder het vervreemdingssaldo eigen woning (verkoopopbrengst minus verkoopkosten en restant eigenwoningschuld) bepaald waarna dit saldo wordt toegevoegd aan de eigenwoningreserve (art. 3.119aa lid 1 Wet IB 2001). Wordt binnen drie jaar na de toevoeging aan de eigenwoningreserve een volgende eigen woning verkregen, dan wordt de eigenwoningreserve geacht voor de financiering van die woning te zijn aangewend. Bij de vervreemding van een woning die voor de vruchtgebruiker als eigen woning kwalificeert, komt de verkoopopbrengst doorgaans (ingeval de vruchtgebruiker geen verteringsbevoegdheid heeft) niet aan de vruchtgebruiker toe maar aan de hoofdgerechtigden. Om die reden is in art. 3.119aa lid 7 Wet IB 2001 bepaald dat het vervreemdingssaldo eigen woning niet aan de eigenwoningreserve wordt toegevoegd, niet bij de vruchtgebruiker, maar ook niet bij de hoofdgerechtigden, omdat de woning voor de hoofdgerechtigden fiscaal geen eigen woning is (immers geen hoofdverblijf). Er vindt dus bij vervreemding van een woning die voor de vruchtgebruiker als eigen woning wordt beschouwd, geen toevoeging van het vervreemdingssaldo aan de eigenwoningreserve plaats.


Rol van het testament Is in het testament opgenomen dat aan de partner het levenslange vruchtgebruik van een specifieke woning wordt gelegateerd, dan eindigt het vruchtgebruik zodra deze woning wordt verkocht wanneer testamentair is bepaald dat bij het metterwoon verlaten van de woning het vruchtgebruik eindigt. Hierop kan als uitzondering worden geformuleerd dat het vruchtgebruik niet eindigt wanneer sprake is van zaaksvervanging binnen een vastgelegd aantal


maanden. Wanneer de vruchtgebruiker testamentair het recht heeft de woning te verkopen om elders (kleiner) te gaan wonen, dan komt het vruchtgebruik door zaaksvervanging op de gekochte woning te rusten indien met medewerking van de hoofdgerechtigden de gekochte woning aan de hoofdgerechtigden wordt geleverd (art. 3:213 BW). Hierbij is van belang dat de nieuwe woning niet eerder wordt gekocht dan nadat de vorige woning is verkocht en geleverd. Er moet immers sprake zijn van herbelegging van de na verkoop vrijgekomen middelen wil het vruchtgebruik op de nieuwe woning kunnen komen te rusten. In geval van zaaksvervanging eindigt het vruchtgebruik niet, zodat het vruchtgebruik van de nieuwe woning eveneens krachtens erfrecht is verkregen waardoor de eigenwoningregeling ook op de nieuwe woning van toepassing kan zijn (Besluit van 24 november 2009, nr. CPP2009/2342M, onderdeel 2.5). Het vorenstaande geldt evenzeer wanneer ingevolge art. 3:212 lid 3 BW de vruchtgebruiker alleen met toestemming van de hoofdgerechtigden of machtiging van de Kantonrechter de woning mag vervreemden. Heeft de vruchtgebruiker testamentair de bevoegdheid gekregen van vervreemding en vertering, dan kunnen de hoofdgerechtigden bij het einde van het vruchtgebruik - normaal gesproken bij het overlijden van de vruchtgebruiker - afgifte vorderen van de woning dan wel van de daarvoor in de plaats getreden goederen voor zover (de rechtverkrijgende van) de vruchtgebruiker niet bewijst dat die goederen zijn verteerd of door toeval zijn tenietgegaan (art. 3:215 lid 1 BW). In de mate waarin de vruchtgebruiker de na aflossing van de eigenwoningschuld resterende vervreemdingsopbrengst heeft verteerd, is het vervreemdingssaldo eigen woning de facto aan de vruchtgebruiker ten goede gekomen. Dat laat onverlet dat bij de vruchtgebruiker geen eigenwoningreserve ontstaat omdat de wet dit nu eenmaal zo heeft bepaald.


In geval van zaaksvervanging eindigt het vruchtgebruik niet, zodat het vruchtgebruik van de nieuwe woning eveneens krachtens erfrecht is verkregen waardoor


de eigenwoningregeling ook op de nieuwe woning van toepassing kan zijn


32 PE Notariaat 2022/4


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52