search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Hypotheekrenteaftrek in het hiernamaals


Maar let op! Een bijzondere uitzondering geldt in geval van overlijden van de belastingplichtige. Als de belastingplichtige overlijdt, kunnen op dat moment nog niet in aanmerking genomen, vooruitbetaalde rentetermijnen alsnog in geheel in aftrek worden gebracht. Dit geldt ook voor rente die voor toekomstige jaren vooruit is betaald!


Temporiseringsregels: een praktisch voorbeeld


De temporiseringsregels laten zich misschien wel het beste duiden aan de hand van een praktisch voorbeeld.


De belastingplichtige heeft op 1 januari 2021 een eigenwoningschuld met nog een resterende looptijd van 78 maanden (= 6,5 jaar) tot 1 juli 2027. De jaarlijks verschuldigde rente is € 15.000. a. Op 1 januari 2021 wordt de rente voor heel 2021 betaald (€ 15.000). Deze rente is volledig in 2021 aftrekbaar.


b. Op 1 januari 2021 wordt de rente tot en met 30 juni 2022 betaald (€ 22.500). Deze rente is volledig in 2021 aftrekbaar.


c. Op 1 januari 2021 wordt de rente tot en met 31 juli 2022 betaald (€ 23.750). De rente die betrekking heeft op het jaar 2021 (€ 15.000) is aftrekbaar in 2021. De rente die betrekking heeft op de periode 1 januari 2022 tot en met 31 juli 2022 is aftrekbaar in 2022 (€ 8.750).


d. Op 1 januari 2021 wordt de rente voor de resterende looptijd betaald (€ 97.500). De rente die betrekking heeft op het jaar 2021 (€ 15.000) is aftrekbaar in 2021. Het restant van de rentebetaling (€ 82.500) wordt evenredig verdeeld over zes kalenderjaren 2022 tot en met 2027 (zijnde € 13.750 per jaar).


e. Gelijk als de laatste situatie, maar nu overlijdt de belastingplichtige op 30 september 2024. Naast de aan 2024 toerekenbare rente komt dan ook de aan 2025 t/m 2027 toerekenbare rente in aftrek. Dat betekent dat in de aangifte over 2024 een bedrag van € 55.000 in aftrek kan worden gebracht. Te weten de aftrek voor 2024, 2025, 2026 en 2027, ofwel 4 x € 13.750.


Gelet op de wettekst komt alleen vooruitbetaalde rente die over de kalenderjaargrens heen is betaald, voor aftrek in aanmerking ten tijde van het overlijden. Zie situatie e. hiervoor.


De Hoge Raad en vooruitbetaalde rente: de casus


Aan de Hoge Raad is de vraag voorgelegd hoe met vooruitbetaalde rente die niet over de kalenderjaargrens heengaat, moet worden omgegaan. De feiten in de zaak die aan de Hoge Raad werd voorgelegd waren eenvoudig: erflaatster is eigenaar van een woning die is gefinancierd met een hypothecaire lening. Tot het moment van overlijden kwalificeert de woning als een eigen woning en de schuld als eigenwoningschuld. Op 4 januari 2014 overlijdt erflaatster. Op de dag van haar overlijden is een bedrag van € 8.750 aan de financier van de woning overgemaakt met de omschrijving ‘rente hypotheek voor 2014’. In de slotaangifte inkomstenbelasting van erflaatster wordt het bedrag van € 8.750 als rente betaald op de eigenwoningschuld in aftrek gebracht.


De Inspecteur corrigeert het rentebedrag dat in aftrek is gebracht. Volgens de Inspecteur moet de rente tijdsgelang worden toegerekend aan de periode dat de schuld als eigenwoningschuld kwalificeerde. Dit zou als resultaat hebben dat erflaatster slechts voor vier dagen de rente in aftrek kan brengen.


De Hoge Raad en vooruitbetaalde rente: het oordeel


Nadat de Rechtbank de renteaftrek in eerste aanleg wel heeft toegestaan, maar het Hof in hoger beroep niet, komt de zaak uiteindelijk bij de Hoge Raad. Ons hoogste rechtscollege overweegt dat vooruitbetaalde rente, die in economische zin moet worden toegerekend aan de periode na het overlijden van erflaatster, niet kan worden aangemerkt als rente van een eigenwoningschuld. Immers na het overlijden van erflaatster is geen sprake meer van een eigen woning en dus ook niet van een eigenwoningschuld. Daarom moet volgens het systeem van de wet de aftrek van vooruitbetaalde rente worden beperkt.


Vervolgens kijkt de Hoge Raad naar de temporiseringsregels van art. 3.120 leden 3 en 4 Wet IB 2001. Op grond van die regels mag ten tijde van het overlijden nog niet in aanmerking genomen rente, alsnog in aftrek worden gebracht als op het moment van overlijden de schuld kwalificeert als een eigenwoningschuld. Naar het oordeel van de Hoge Raad is het niet voorstelbaar dat de wetgever een onderscheid heeft willen maken tussen vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op een periode die over een kalenderjaargrens heen gaat en vooruitbetaalde rente die ziet op een periode binnen


www.pe-notariaat.nl 37


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44