ONROERENDGOEDRECHT FISCAAL
Hypotheekrenteaftrek in het hiernamaals
Rente die wordt betaald op een eigenwoningschuld kan een belastingplichtige aftrekken van zijn belastbare inkomen in box 1. In art. 3.120 Wet IB 2001 is opgenomen welke (rente)kosten kunnen worden afgetrokken. In beginsel is de rente aftrekbaar op het moment van betalen, maar in de leden 3 en 4 is een regeling opgenomen met betrekking tot vooruitbetaalde rente over een jaargrens heen. De Hoge Raad heeft in januari 2021 geoordeeld dat ook vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op het lopende jaar kan worden afgetrokken in geval van overlijden.
mr. A.C.M. (Arco) de Vries studeerde notarieel recht en fiscaal recht. Arco is werkzaam bij Financial Boardroom Amsterdam, waar hij vermogende particulieren fiscaal adviseert, met een focus op estate planning. Daarnaast is Arco verbonden aan FBN Juristen als docent en auteur voor Vakblad PE Notariaat en publiceert hij met regelmaat over estate planning gerelateerde onderwerpen.
ONTLEEND AAN ELN 2021, NR 27 | ONROERENDGOEDRECHT FISCAAL
Hoofdregel: kosten in aanmerking nemen op tijdstip van betaling
De hoofdregel is dat voor de heffing van inkomstenbelasting aftrekbare kosten in aanmerking worden genomen op het tijdstip waarop zij zijn betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend zijn geworden (art. 3.147 Wet IB 2001). Dit zogeheten kasstelsel heeft tot gevolg dat de rente die gedurende de looptijd is verschuldigd, wanneer deze in één keer wordt (vooruit)betaald, in zijn geheel in aftrek kan worden gebracht. Daarmee zou een belastingplichtige een belastingvoordeel kunnen realiseren. Dit heeft de wetgever onwenselijk geacht en daarom is voor vooruitbetaalde rente een afwijkende aftrekregeling getroffen. Dit zijn de zogenoemde temporiseringsregels.
Temporiseringregels: beperking van de aftrekbaarheid van vooruitbetaalde rente
Op grond van de temporiseringsregels (art. 3.120 lid 3 en 4 Wet IB 2001) komt in beginsel alleen de rente die betrekking heeft op het lopende belastingjaar voor aftrek in aanmerking. Anders gezegd: de aftrek is beperkt tot de
36
rente die betrekking heeft op het jaar waarin deze wordt betaald. In geval de vooruitbetaalde rente betrekking heeft op tijdvakken die volgen op het jaar van betaling, dan geldt het volgende: 1. De vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op tijdvakken die niet later eindigen dan zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de rente is betaald, is aftrekbaar in het jaar van betaling.
2. De vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op tijdvakken die later eindigen dan zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de rente is betaald, is niet aftrekbaar in het jaar van betaling (art. 3.120 lid 3 onder a Wet IB 2001). Dat geldt dan ook voor de rente die betrekking heeft op de eerste zes maanden van het volgende jaar. Deze rente mag worden afgetrokken in het jaar of de jaren waarop de rente betrekking heeft (art. 3.120 lid 4 Wet IB 2001). De rente die niet in het jaar van betaling in aanmerking wordt genomen, wordt naar evenredigheid toegerekend aan de kalenderjaren waarop de rente betrekking heeft. Een gedeelte van een kalenderjaar wordt aangemerkt als een volledig kalenderjaar.
PE Notariaat 2021/3
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44