Tekst: Dyonne Broers Illustratie: Marcel Leuning
Onvergetelijk 041
Zenders “
Dyonne Broers behandelde als tand- arts onder anderen mensen met een psychische stoornis. Aan de patiënt die haar ‘Hanna’ noemde, had ze altijd haar handen vol.
De 51-jarige Martin was een indrukwek- kende verschijning. Hij had lang en verward haar, droeg een skibril met spie- gelende glazen en had in de zomer en de winter verschillende jassen over elkaar aan. Daarnaast had hij tot aan zijn bovenarmen ‘anti-bijt-handschoenen’ aan die gebruikt worden bij trainingen met politiehonden. Hij had een psychotische stoornis. Zijn
hele leven woonde hij al bij zijn moeder, die hij jaren geleden in een psychose met vele messteken ernstig had verwond. Ze wilde hem na zijn ontslag uit de tbs- kliniek niet aan zijn lot overlaten en nam hem weer in huis. Ze sliep daarna met haar slaapkamerdeur op slot, met voor de zekerheid pepperspray naast haar bed. Hij noemde me altijd Hanna. Hij was
moeilijk behandelbaar. Met luide stem en zelfgemaakte schilderijen maakte hij me duidelijk hoe ik zijn kiezen moest behan- delen: van buitenaf, door een gaatje in
zijn wang te boren. Toen ik dat niet deed, nam hij een zelfgemaakt ijzeren instru- ment mee, waarmee ik het te maken gat in zijn wang open kon houden. Hij wilde het wel voordoen. Meestal stond hij midden in de behandeling op en ging naar huis. Ik zorgde dat de wachtkamer zo leeg mogelijk was als hij kwam. Andere patiënten kregen stress van zijn ver- schijning en zijn gedrag. Schreeuwend stampte hij door de wachtkamer. Als ik hem ophaalde, liep hij nog wat andere behandelkamers in, voor hij mijn kamer binnenliep. Tijdens de behandeling liet ik de deur open en zorgde ik dat collega’s wisten dat hij kwam. Eigenlijk hoefde ik dat niet te zeggen, want het werd altijd al snel duidelijk. Op een dag kwam hij bij me. Hij stond
naast me, een paar koppen groter dan ik, zijn hoofd op een paar centimeter van het mijne. Ik kon zijn ogen door de reflec- terende glazen niet zien. Hij schreeuwde dat ik zijn voortand eruit moest halen, en wel nú, omdat daar zenders in zaten die hem afluisterden. Hoe kon ik hem hiervan weerhouden, zonder zelf gevaar te lopen? Ik probeerde van alles. Uitleg- gen dat het zonde was van zijn mooie gave tand, die hij zo nodig had om koek mee af te happen (zijn lievelingseten).
Toen dat niet werkte, leidde ik hem af door over iets anders te praten. Om voor zijn gevoel toch iets gedaan te hebben, polijstte ik zijn gebit. Het lukte om hem, mét voortand, naar huis te krijgen. De dag erna kwam hij terug. Hij wilde
mij direct spreken. Met een nijptang had hij geprobeerd de tand eruit te halen, omdat ik dat weigerde. Het was niet gelukt, hij was voor de helft afgebroken. Dat vond hij geen gezicht, dus moest ik hem snel, via een te maken gat in zijn lip, repareren. Ik heb de tand gemaakt, terwijl hij met zijn reuzenhandschoenen zijn lip opzij hield. Tsja, dit soort dingen leer je niet op de universiteit.
Met een nijptang had hij geprobeerd zijn tand eruit te halen
Iedere zorgprofessional heeft wel een patiënt of cliënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Heeft u ook een ontroerend of grappig verhaal? Stuur het dan in 330 tot 500 woorden naar
redactie@artsenauto.nl (o.v.v. Onvergetelijk).
”
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84