search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Achtergrond 019


in Europa, waar groepen dode vogels meteen getest worden. Bovendien, zo stelt De Wit, zij n boeren in de Verenigde Staten erg gesteld op hun onafhankelij k- heid. Ze wantrouwen de overheid al gauw. “Informatie wordt daarom niet makkelij k uitgewisseld, ook niet tussen staten onderling.” Bizar, vindt Koopmans. “Ik heb echt met verbij stering zitten kij - ken naar hoe weinig actie op zo’n grote uitbraak volgde. Als dit in China was gebeurd, was de hele wereld in rep en roer geweest. En nu? De verspreiding is namelij k nog steeds aan de gang. Als hier- uit een pandemie zou ontstaan, kunnen we niet meer zeggen: die hebben we niet zien aankomen.”


Continu alert Voor virologen en microbiologen, maar ook voor dierenartsen, is continue alert- heid voor zoönosen een automatisme. Dat stelt pluimveedierenarts Sible Westen- dorp. Hij is al ruim 25 jaar betrokken bij de monitoring van pluimveeziekten bij Royal GD, de gezondheidsdienst voor die- ren, en is een van de langstzittende leden van het Brabants Kennisnetwerk Zoöno- sen. “Bij nascholingen over zoönosen zit de zaal steevast vol met dierenartsen. Er zit hooguit één huisarts tussen.” Westendorp denkt dat collega-dieren-


artsen zich door de jaren heen alleen maar meer zij n gaan interesseren voor zoönosen. “Toen COVID-19 uitbrak, keken we daar met veel interesse naar. Bij pluim vee kennen we namelij k het zeer besmettelij ke infectieuze bronchitis virus, óók een coronavirus.” Hij vertelt dat er in eerste instantie opluchting heerste onder dierenartsen. “De gedachte was: het is een coronavirus, dus dat loopt wel los. Wij hadden de stille hoop dat we van de natuur al een behoorlij ke paraplu tegen coronavirussen hadden gekregen. Dat bleek dus niet zo te zij n.” Na corona is het cruciaal dat er stevig


wordt ingezet op zoönosebestrij ding, vindt hij . Zeker nu de gevolgen van klimaatverandering duidelij k merkbaar worden. “Op dit moment zien we alleen al in Nederland verschillende infectie- ziekten die door stekende insecten als knutten worden overgebracht. Zoals het usutuvirus. Dat heeft sterfte onder vooral merels en huismussen veroorzaakt en in ons land al enkele mensen met een


verzwakte afweer ziek gemaakt. En het westnij lvirus, dat paard, vogel en mens kan raken. En momenteel zien we bij dieren veel blauwtongvirus, vogelmalaria en kippenpokken.”


Business as usual Dierenartsen zij n daar dus voortdurend alert op, maar hoe is dat in de humane geneeskunde? Marjolein van de Pol, huis- arts en hoogleraar Studentenwelzij n en levenslang leren, experimenteerde als opleidingsdirecteur geneeskunde in het Radboudumc nog vóór de coronapande- mie met een programma waarin studen- ten diergeneeskunde en geneeskunde samen onderwij s volgden en ook bij elkaar op stageplekken meekeken. “He- laas bestaat het niet meer”, vertelt ze. “De curricula van beide studies zitten te vol.”


‘Bij nascholingen zit hooguit één


huisarts in de zaal’


In haar werk als huisarts – in dat vak is ze nog een dag in de week actief – houdt Van de Pol wel rekening met mogelij ke zoöno- tische ziekteverwekkers. “Bij voorbeeld als ik een patiënt zie met huidafwij kin- gen die ik niet direct kan plaatsen.” Maar ze erkent dat het na corona in de drukke huisartsenpraktij k vaak toch weer busi- ness as usual is. “Ik ben er zelf toch ook minder mee bezig. Als een patiënt erg verkouden is, doe ik wel een mondkapje op. Maar dat doe ik dan weer niet als ik in iemands oren kij k, terwij l ik dan toch wel dichtbij kom.” Wat wel veranderd is, is dat de praktij k


alert is op mensen die heel verkouden binnenkomen. “Dan zeggen we: ‘Gaat u maar alvast naar de spreekkamer.’ Zo willen we voorkomen dat er mensen in de wachtkamer geïnfecteerd raken. Verder zetten we bij een vermoeden van een zoönose aanvullende diagnostiek in. En om het risico op antibioticaresistentie te verkleinen, zorgen we, bij voorbeeld bij een blaasontsteking, voor een antibio- gram. Daarmee bepalen we de gevoelig- heid van een bacterie voor verschillende antibiotica en voorkomen we dat we eerst een verkeerd antibioticum voorschrij ven.


Nationaal actieplan


De Rijksoverheid richt zich in de be- strijding van overdraagbare infecties tussen dier en mens op preventie, detectie en respons, meldt een woord voerder van het ministerie van VWS. Ook is er aandacht voor het vergroten van ‘zoönosegeletterdheid’ onder het grote publiek, veehouders én specifi ek onder zorgprofessionals. Professionals leren meer over de risico’s van zoönosen door nascho- lingen en regionale kennis netwerken. Een kennisplatform vectoroverdraag- bare infectieziekten moet de huidige monitoring van zoönosen ondersteu- nen. Dat kwam naar voren tijdens de op 17 september gehouden tussen- tijdse evaluatiebijeenkomst van het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid van het ministerie van VWS en het ministerie van LVVN. Ook zijn er grote onderzoeksbudget- ten voor de preventie van zoönosen, onder meer uitgezet bij Wageningen University & Research.


Dat zouden we bij bepaalde huidinfecties ook vaker kunnen doen.” Wat humane zorgprofessionals nog


meer kunnen doen om bij te dragen aan zoönosebestrij ding? “Leren denken als een dierenarts, met publieke gezondheid in het achterhoofd”, luidt de tip van viro- loog Koopmans. “Onze gezondheid is voor een groot deel afhankelij k van de omge- ving. Neem die gedachte mee in de anam- nese en vraag structureel uit of iemand veehouder is of in contact is met dieren. En zorg dat je als huisarts de dierenartsen in de regio weet te vinden.” Dierenarts Westendorp: “Zie je opeens verschillende patiënten met een a-typisch ziektebeeld, zoek elkaar dan op om te overleggen of er meer aan de hand kan zij n.”


<


<


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84