search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
025


MARIEKE SCHOONEMAN (45) WERKT ALS INTERNIST-ONCOLOOG IN HET DIJKLANDER ZIEKENHUIS IN NOORD-HOLLAND. “Van een collega nam ik patiënten over. Een van hen was mijn naamgenoot Marieke, die al drie jaar darmkanker had. Een stralende vrouw van 52: lange blonde haren, een zijden jurk, vol in de make-up, echt prachtig. Ze was zo levenslustig. Aan niets zag je dat ze ongeneeslijk ziek was. Ze leefde het leven alsof er niks aan de hand was. Dat had ze nodig voor haar kinderen van 10 en 13, om voor hen hoop te houden. Ze weigerde als een patiënt te leven, ‘want dan ben je al zo goed als dood’. Helaas moest ik haar tijdens dat eerste


gesprek direct slecht nieuws brengen. Dat voelde akelig; je kent iemand nauwe- lijks en dan moet je zeggen ‘hier houdt het toch op’. Marieke had alle reguliere behandelopties doorlopen. De experi- mentele behandeling die daarop volgde, was niet aangeslagen. In dat eerste gesprek gingen we in no time over op de laatste periode van haar leven en hoe die eruit ging zien. Mariekes kinderen wisten natuurlijk


dat ze ziek was, maar er was door haar en haar man nooit uitgesproken dat ze niet kon genezen. Ze hadden dus geen idee dat ze op korte termijn zou overlij- den. Na het slechtnieuwsgesprek stelde mijn patiënt de vraag: ‘Is dit het moment dat ik het aan mijn kinderen moet gaan vertellen?’ Daarop heb ik bevestigend geantwoord, want ze had hooguit nog een paar maanden te gaan. De huisarts van Marieke wilde om per-


soonlijke reden liever geen euthanasie verlenen. Dat vond ik heftig voor haar. Ze wist niet bij wie ze dan terechtkon met haar euthanasiewens. Ik legde uit dat ze elke arts om euthanasie kon vragen. ‘Zou jij dat dan ook kunnen doen?’, infor- meerde ze. Daarmee was de eerste stap gezet. In de periode die volgde, sprak ik Marieke regelmatig telefonisch; er was geen reden om haar naar mijn spreekuur te laten komen. De eerste keer dat ik haar weer persoonlijk zag, was dus op de dag van de euthanasie. Ik schrok; de ziekte had haar gesloopt. Tijdens het verlenen van de euthana- sie, bij haar thuis, lagen haar kinderen


‘Het heeft enorme toegevoegde waarde me ook in de laatste levensfase over patiënten te ontfermen’


naast hun moeder: haar zoon in haar linkerarm, haar dochter in haar rechter- arm. Haar man zat aan het hoofdeind. ‘Het is op, het is klaar, maar ik ben zo gelukkig’, herhaalde ze meerdere keren. Dat vond ik mooi, het ging precies zoals ze voor ogen had gehad. Heel bijzonder om zo dichtbij dat gezin en hun eenheid te mogen zijn. Tijdens de euthanasie heb ik wel


twintig keer een brok in mijn keel moeten wegslikken. Maar diep van binnen voel- de ik dat ik dit moest doen. Als oncoloog wil ik niet alleen een ziekte behandelen, ik voel mij ook verantwoordelijk voor de palliatieve zorg en euthanasie die daarbij kunnen horen. Ook dat is mijn werk. Soms begeleid ik patiënten jarenlang. Dan is het best vreemd dat de huisarts


ineens moet opdraven om euthanasie te verlenen, zeker als die minder intensief contact met de patiënt heeft gehad. Persoonlijk vind ik het een enorme toe- gevoegde waarde hebben dat ik me als specialist ook in de laatste levensfase over patiënten kan ontfermen en ervaar hierin een grote dankbaarheid van pati- enten. Ik wil graag dat laatste stukje bij de patiënt blijven en de dokter zijn bij wie het over zoveel meer gaat dan alleen de ziekte zelf.”


<


Boekverloting Op 13 oktober verschijnt het boek Mijn eerste euthanasie van uitvaart- begeleider en verlies- en rouwthera- peut in opleiding Wendy Tollenaar. Hiervoor interviewde zij achttien artsen uit verschillende disciplines.


Arts en Auto mag twee exemplaren van het boek weggeven. Kans maken? Ga naar vvaa.nl/ledenvoordeel en scrol naar ‘verloting’.


o F


: o t


C


a h


a t n


S l


e


p i


d


a r


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84