Tekst: Martijn Reinink Beeld: De Beeldredaktie/Marcel J. De Jong
035
professionele nabijheid’
‘Ik geloof in
de spotlights verdient. Het leven is als een kaars. Op een gegeven moment gaat hij uit. We moeten ervoor zorgen dat de kaars net zo mooi dooft als hij is ontsto- ken en heeft gebrand. Ik heb ’m niet zelf verzonnen, maar ik vind dit een mooie metafoor. Ik merk dat veel mensen bang zijn
voor het laatste stukje van het leven. Ik wil laten zien dat de zorg niet ophoudt als je ongeneeslijk ziek wordt, maar kan helpen tot de laatste seconden van het leven. En ik wil laten zien hoe we dat doen. Hoe het is om dokter te zijn. Misschien helpt dat ook om het misver- stand dat dokters zakelijk en autoritair zijn, uit de weg te ruimen. Collega’s in de zorg wil ik met mijn
verhalen laten zien wat ik door de jaren heen heb geleerd. Vooral van patiënten, mijn beste leermeesters. Los van de levenslessen die ze op hun sterfbed met mij delen, hebben ze me dingen geleerd die je in de opleiding niet leert. Zoals dat er een kracht in kwetsbaarheid zit. Dat je daar wel je professionele weg in moet vinden, maar dat kwetsbaarheid mag. En dat het veel oplevert. Voor de patiënt, die menselijkheid enorm waar- deert, maar ook voor de dokter. Op de opleiding valt vaak de term
‘professionele afstand’. Soms zie ik dokters in opleiding met tranen in hun ogen staan, die zich afvragen: mag dit wel? Ja, je bent een mens. Je kunt niet de hele dag huilend door de gang lopen,
maar het is niet erg dat er een keer een traan vloeit. Ik geloof niet in professio- nele afstand, ik geloof in professionele nabijheid. Sowieso vind ik dat palliatieve zorg
meer aan bod zou moeten komen in de medische en verpleegkundige opleidin- gen. Bij patiënten die ongeneeslijk ziek zijn, past een holistische benadering. Dan moet je je niet met oogkleppen op richten op de somatische problematiek. Je moet óók de psychosociale, maat- schappelijke en existentiële problema-
‘Je moet er je
professionele weg in vinden, maar er zit een kracht in kwetsbaarheid’
tiek behandelen. Vooral existentiële zorg zou veel meer in de schijnwerpers moeten staan. Waarom overkomt mij dit? Waar doe ik het nog voor? Hoe geef ik nog kleur aan het leven? Dat soort levensvragen doemt in meer of mindere mate bij elke terminale patiënt op. Er zijn medici die zeggen: dat hoort
bij een geestelijk verzorger of een dominee. Dat vind ik ook. Ik ben geen
zingevingstherapeut, maar ik kan er wel iemand bijhalen met die expertise. Dat betekent dat je er als dokter bij stil moet staan. Je moet ernaar vragen en je moet het signaleren als een patiënt in een existentiële crisis komt. Een andere belangrijke les die ik heb
geleerd, is dat je met ongeneeslijk zieke patiënten vanaf het begin moet spreken over de dood. We leven in een tijd dat alles maakbaar is; we hebben moeite de dood te accepteren. ‘Er zijn tegenwoor- dig zo veel nieuwe middelen’, hoor ik soms van patiënten als ik vertel dat ze uitbehandeld zijn. Ik wil niemand hoop ontnemen, ik geloof erg in hoop, maar ook in duidelijkheid. Zodat de patiënt de ruimte krijgt om het afscheid vorm te geven. Ik vraag altijd expliciet naar de wensen en behoeften, voordat er acute problemen zijn en voordat we een of ander behandeltraject induiken. Wat is nú belangrijk? En in de toekomst? Wat wil iemand nog? Als dokters willen we niets anders
dan mensen beter maken, maar soms is de dood onafwendbaar. De dood is geen nederlaag, schrijf ik in mijn voorwoord. Een slechte dood is een nederlaag. Daarom heb ik dit boek geschreven. Ik hoop dat het een bijdrage levert aan het verbeteren van de kwaliteit van leven en sterven.
Zie voor het boek van Sander de Hosson ook pagina 9.
”
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92