search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Tekst: Anouk Brinkman Beeld: Tamar Smit


021





betrokkenheid J


Kun je als zorgprofessional te betrokken zijn? Of is die betrokkenheid juist nodig? Waar de een afstand zoekt, vindt de ander dat je een band met de patiënt moet opbouwen.


a, natuurlijk helpen we mee met verhui- zen!” Psychiater Lara Stavenuiter van Cen- trum De Brouwerij in Amsterdam klinkt tegelijkertijd verbaasd en enthousiast als ze


antwoord geeft op de vraag of een cliënt helpen verhuizen binnen de grenzen van betrokkenheid valt. De onorthodoxe zorginstelling voor de begeleiding van mensen met een psychose staat voor ka- meraadschap tussen zorgprofessional en cliënt – bij De Brouwerij ‘leden’ genoemd. De opvatting van oprichter, psychiater en rockgitarist Jules Tielens is dat je als zorgprofessional een vriendschappelijke band met de patiënt moet opbouwen. Volgens Stavenuiter komt deze aanpak de kwaliteit van zorg ten goede. “Ik heb hier de mogelijkheid om meer van mijzelf als mens te laten zien. Ik vind dat heel plezie- rig, ook voor mij is het leuk om niet in die formele rol te zitten. Mijn boodschap over de behandeling komt daardoor makkelij- ker binnen bij een patiënt.” En dus is het voor Stavenuiter de nor-


maalste zaak van de wereld om cliënten te helpen verhuizen, boodschappen te doen, tijdens een huisbezoek even op te ruimen en schoon te maken – ‘zo lang er geen misbruik van wordt gemaakt’ – of samen een stuk te wandelen. “Tijdens de


lunch eten leden en medewerkers samen aan een grote tafel en daar worden aller- lei onderwerpen besproken. Ik heb een gezin en mijn man en kinderen komen hier af en toe over de vloer, bijvoorbeeld als ze de sleutel zijn vergeten. Dat werkt ook normaliserend. In de reguliere ggz is dat toch een stuk minder gebruikelijk.”


Mee op vakantie Herlind Stuijt coacht als arbeids- en organisatiepsycholoog veel zorgprofes- sionals via het CarrièreCentrum Zorg. Zij merkt dat vooral verzorgend perso- neel ver kan gaan in de betrokkenheid richting patiënten. “Ik heb gezien dat iemand een patiënt meenam op vakan- tie. Over het algemeen zijn we geneigd te zeggen dat zoiets niet goed is, maar misschien is het in de huidige partici- patiemaatschappij juist wel goed. Als je een patiënt thuis helpt met het schil- deren van de muren, omdat je weet dat je dan makkelijk contact maakt, is dat dan verkeerd?” Psychiater Lara Stavenuiter erkent


dat medewerkers van Centrum De Brouwerij de grenzen opzoeken. “Maar het contact blijft altijd binnen de gren- zen van professionele betrokkenheid. Ik ga natuurlijk anders om met leden dan met mijn vrienden. Zo ben ik buiten kantoortijden niet mobiel bereikbaar voor patiënten. Onze verpleegkundig


specialisten zijn dat wel. Ik heb ervoor gekozen dat niet te doen, voor mij ligt daar dus de grens. Uiteraard ben ik indi- rect wel bereikbaar voor mijn collega’s.” Kinderarts-oncoloog en hoogleraar


Gertjan Kaspers van VUmc geeft ook zijn mobiele nummer niet aan ouders. “Er zijn collega’s die dat wel doen en bij wij- ze van spreken dag en nacht bereikbaar zijn voor patiënten, maar voor mij gaat dat te ver. Ik blijf op de werkvloer ook al- tijd dokter Kaspers. Dat houd ik stug vol. Al corrigeer ik ouders en kinderen die me tutoyeren niet.” Een zekere mate van afstand komt volgens Kaspers het me- disch handelen ook ten goede. “Ik heb weleens bij vrienden gekeken of ze iets gebroken hadden, maar eigenlijk durfde ik ze geen pijn te doen. Daardoor miste ik bij iemand dus mooi een breuk.”


Noodzakelijke afstand Weinig vakgebieden zullen emotioneel meer confronterend zijn dan de oncolo- gische kindergeneeskunde. Ook daarom is volgens Kaspers afstand noodzakelijk. De medisch specialist ziet regelmatig kinderen overlijden en zegt dat het losla- ten met de jaren moeizamer wordt. Toen Kaspers voor het eerst een kind met her- senstamkanker in zijn spreekkamer zag dat een aantal maanden later overleed, maakte dat zo veel indruk dat hij vrijwel direct instemde toen de ouders van zijn patiënt vroegen of hij wetenschappelijk onderzoek zou willen doen met het geld dat zij via een stichting wilden gaan inzamelen. Inmiddels is Kaspers alweer tien jaar ambassadeur van Stichting Semmy. Toch omschrijft hij het contact met deze ouders niet als dat van goede vrienden. “Als je van alle ouders en kinderen je vrienden maakt, maak je het jezelf heel moeilijk. Dan krijg je telkens


<


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92