016 Interview
laagcomplexe medische taken over van de dok- ter. Wij slaan een brug tussen het medische en het verpleegkundige domein. Dat we ook taken van de dokter overnemen, is secundair.” Op dit moment zijn er zo’n 3.000 verpleeg-
kundig specialisten werkzaam. Naar hoeveel streeft de beroepsvereniging? “De veranderen- de zorgvraag zal uiteindelijk bepalen hoeveel er nodig zijn”, antwoordt de voorzitter. “In het VBOC-rapport Verpleegkundige toekomst in goede banen uit 2006, adviseert een stuurgroep te stre- ven naar 5 procent verpleegkundig specialisten in de verpleegkundige beroepsgroep. Dan zou- den we op 9.000 komen, een mooi aantal, maar we prevaleren kwaliteit boven aantal. Waar we ook rekening mee moeten houden, is dat er een groot verpleegkundigentekort aan komt; de vijver om uit te vissen wordt kleiner.”
Consensus bereiken Verreweg de meesten van die 3.000 verpleegkun- dig specialisten werken in het ziekenhuis. “Met een aantal wetenschappelijke verenigingen en de NAPA (Nederlandse Associatie Physician Assis- tants, red.) hebben we consensusdocumenten op- gesteld”, geeft De Hoop aan. “Daarin bepalen we per specialisme de positionering van de verpleeg- kundig specialist en de physician assistant. Een consensusdocument is niet noodzakelijk, maar het geeft houvast. Nu krijgen we als beroepsver- eniging weleens de vraag: wat als dokter en ver- pleegkundig specialist geen consensus bereiken over diagnose of behandeling? In theorie kan dat natuurlijk. Dat de psychiater zegt: een depres- sie, en dat ik zeg: persoonlijkheidsstoornis. In de praktijk komt dat niet voor. Zoals mijn man zegt: zoek naar wat je bindt en niet naar wat je scheidt. En wat ons bindt, is dat we het beste voor de patiënt willen. Met dat als uitgangspunt kom je altijd tot consensus.” In zo’n consensusdocument maken de beroeps-
verenigingen ook afspraken over het hoofdbehan- delaarschap. “Dat zorgt voor comfort bij de arts”, zegt De Hoop. “Er zijn dokters die bang zijn in het beklaagdenbankje terecht te komen omdat wij een fout maken. Dat is een misverstand. De Wet BIG zegt: ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen fouten. Als de medisch specialist of de huisarts hoofdbehandelaar is en ik ben medebehandelaar en ik verpruts het, dan krijgt de arts de vraag wat hij heeft gedaan om die fout te voorkomen. Maar wanneer is vastgelegd dat ik de hoofdbehande- laar ben, dan ben ik verantwoordelijk.” Een ander misverstand dat De Hoop nog met
enige regelmaat uit de weg moet ruimen, is dat de verpleegkundig specialist een bedreiging vormt voor de dokter. “We doen niet hetzelfde maar dan goedkoper, wat ten koste gaat van de kwaliteit, zoals ik weleens hoor. Wij verrich- ten geen hartoperaties. Maar we kunnen wel
hartpatiënten begeleiden: medicatie bijstellen, aandacht schenken aan preventie en leefstijl- verbetering en zelfmanagement stimuleren. Dat geeft de medisch specialist de ruimte voor de medisch specialistische behandeling.” Met hun kwaliteiten en bevoegdheden kunnen
CURRICULUM VITAE
Irma de Hoop (1965) geboren in Harderwijk
1984-1987
ondernemersopleiding 1987-1989
managementopleiding 1989-1995 manager,
pr-functionaris 1990-1994
Russisch, Frans, Duits,
opleiding public relations 1996-1999
inservice opleiding
B-verpleegkundige, Delta Psychiatrisch Ziekenhuis in Poortugaal 1999-2006
verpleegkundige, waarnemend hoofd en
hoofd, MFC in Hellevoetsluis 2007-2010
verpleegkundige in opleiding tot specialist GGZ, GGZ-VS in Utrecht 2010-2016
verpleegkundig specialist GGZ, Delta Psychiatrisch centrum in Poortugaal en Hellevoetsluis 2010-heden
opleider VS GGZ, Yulius in Dordrecht 2012-2015
klinische gezondheids-
wetenschappen, richting verplegingswetenschap, Universiteit Utrecht 2015-heden
voorzitter V&VN
Verpleegkundig specialisten 2016-heden
verpleegkundig specialist GGZ, Yulius in Sliedrecht
verpleegkundig specialisten volgens haar ook in de huisartsenzorg, de ouderenzorg en de verstandelijk gehandicaptenzorg van grote waarde zijn. Consensusdocumenten zijn er in die sectoren nog niet, wat De Hoop bijzonder jammer vindt, en met name in de ouderenzorg en de VGZ maakt men nog weinig gebruik van PA’s en VS-en. “Bij mensen met een verstandelij- ke beperking komen epilepsie, hartafwijkingen en onder- of overgewicht voor; verpleegkundig specialisten kunnen de benodigde zorg leveren en begeleiders instrueren.” In de ouderenzorg hebben ze een iets andere rol. “We zijn niet de haarlemmerolie van de tekorten, maar in de ou- derenzorg kan de verpleegkundig specialist heel goed in een tandem werken met de specialist ouderengeneeskunde. In de huisartsenzorg is dat al succesvol gebleken. Zo hebben ze in Twente een proef gedaan met verpleegkundig specia- listen die visites rijden, met de huisarts op de achtergrond, wat de druk op de huisarts enorm verlaagde. Maar ook in de praktijk of het gezond- heidscentrum kan een verpleegkundig specialist van waarde zijn. Nu is het vaak een POH-GGZ die de huisarts ondersteunt, maar die valt wel onder diens verantwoordelijkheid. Een VS-GGZ kan onder eigen verantwoording ggz-patiënten zien. En ook als het gaat om somatiek kan een verpleegkundig specialist met de juiste opleiding de druk op de huisarts verlichten, bijvoorbeeld door chronische patiënten te begeleiden.”
Tussen de oren Wat de verpleegkundig specialist in de ggz kan betekenen, ziet De Hoop met eigen ogen. Dat is immers haar werkveld. Op haar dertigste switcht ze van het bedrijfsleven naar de psychiatrie, omdat de commerciële wereld haar begint tegen te staan. “Na mijn eerste stage, als leerling-ver- pleegkundige op een gesloten afdeling, wist ik: dit is het, dit doet ertoe. Het is vaak een puzzel en dat vind ik boeiend. Waar heeft iemand last van, wat is er aan de hand, welke interventies horen daarbij? In die rol kon ik mijn menselijkheid tonen, waardevolle zorg verlenen, maar ik wilde meer. Er wordt weleens gezegd: als ver- pleegkundige ben je de ogen en de oren van de arts. Maar als ik dat hoorde, dacht ik: tussen mijn oren zit ook wat.” Toch is dat niet de voornaamste reden voor
haar om weer de schoolbanken in te gaan. Na een jaar als verpleegkundige te hebben gewerkt, wordt ze waarnemend hoofd. Niet veel later wordt ze hoofd van de unit. “Ik was meewerkend
<
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92