Tekst: Wout de Bruijne Beeld: André van den Bos
037
ouders mishandelen hun kinderen
‘Ook sympathieke
De Van Dantzig-penning die ik in 2014 kreeg voor mijn verdiensten in de strijd tegen kindermishandeling en kinder- verwaarlozing, was voor mij echt een teken dat ons vak volwassen was gewor- den. Die onderscheiding zag ik als waar- dering voor álle collega’s die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de forensische kindergeneeskunde. Het is in dit vak absoluut noodzakelijk
om bij de onderzoeken ratio en emotie (zo veel mogelijk) te scheiden. Dat geldt natuurlijk voor wel meer beroepen binnen én buiten de zorg, maar bij ons werk is het risico van emotionele beïnvloeding wel erg groot. Je werkt met kinderen, in mijn geval vrijwel al- leen met kinderen tot vier jaar. Je wilt iedereen graag helpen, maar uit- eindelijk help je niemand wanneer je emoties je onderzoek gaan beïnvloeden. Wanneer we merken dat emoties een
te grote rol gaan spelen, bespreken we een casus met een collega of dragen we zo’n zaak over en bij complexe zaken ‘schaduwen’ minimaal twee collega’s de rapportage. Inmiddels halen we het er met elkaar haarfijn uit wanneer de objectiviteit in een onderzoek te zeer door emoties is beïnvloed. In mijn beginjaren in dit vakgebied
werd minder gestreefd naar weten- schappelijke onderbouwing van een vermoeden. Als Rob Bilo zei dat een kind was mishandeld, dan was dat zo. Maar ik nam daar zelf al snel geen genoegen meer mee. Ik vond dat er altijd een gedegen wetenschappelijke onder- bouwing moest zijn voor rapportages en
conclusies. Samen met collega’s heb ik me hier sterk voor gemaakt en dat heeft geleid tot een enorme verbetering van de kwaliteit in ons vak. Bij het NFI werken we nu met een
team van vier forensisch geneeskun- digen. Samen doen we zo’n zestig tot zeventig forensisch-medische analyses per jaar op basis van medische dossiers. De zaken die we ter beoordeling krijgen, zijn complexer geworden. Ze vragen
‘Je wilt iedereen helpen, maar
niemand is ermee geholpen
als emoties
je onderzoek gaan beïnvloeden’
meer tijd. We zien op dit moment meer acute zaken, bijvoorbeeld jonge kinde- ren met schedelhersenletsel, botbreu- ken en buiktrauma’s. Ook worden we nu vaker ingeschakeld wanneer bijvoor- beeld vermoed wordt dat een ouder bij een kind ziekteverschijnselen verzint of juist veroorzaakt. Zulke zaken speelden vroeger natuur- lijk ook al, maar ze kwamen minder
vaak bij ons terecht. We zien tegenwoor- dig ook meer zaken door een recente richtlijn van het Openbaar Ministerie. Daarin is opgenomen dat de politie bij het vermoeden van mishandeling eerder bij het NFI aan de bel moet trekken. Ondanks de toenemende werkdruk
zullen we nooit een onderzoek af- raffelen. Kwaliteit gaat altijd boven kwantiteit. Zoals gezegd, vind ik dat die kwaliteit er in de loop van de jaren flink op vooruit is gegaan. Vroeger kon ik mij vooral ergeren aan wat misging. Misschien is het mijn leeftijd, maar ik kijk tegenwoordig liever naar het positieve dan naar het negatieve. Er zijn in Nederland veel slachtoffers van kindermishandeling en we moeten daar altijd scherp op blijven, tegelijkertijd toont onderzoek steeds weer aan dat ons land hoog scoort als het gaat over het geluksgevoel van kinderen. Natuurlijk leer je van de gevallen waarin het mis gaat, maar minstens zoveel leer je als je kijkt naar de gezinnen waar het wél goed gaat en op een rij zet wat kinderen gelukkig maakt. Ik hoop tot mijn pensioen met dit
fascinerende werk door te kunnen gaan. Dat is nog ruim vier jaar, als de politiek er ondertussen niet weer een jaartje bovenop gooit. Maar ook daarna zal ik het onderwerp kindermishandeling niet snel loslaten. Ik heb er eerder over gepu- bliceerd en heb nog wel wat schrijfplan- nen in die richting. En ik blijf lezingen geven en hopelijk nieuwe collega’s begeleiden. Als mensenmens zou ik die interactie niet willen missen.
”
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100