search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
016 Interview


chronische Lyme had. Ik wist zeker van niet. Het liep hoog op. Na afloop kwam een collega bin- nen, die ons had horen schreeuwen. Ik dacht: dit mag me nooit weer gebeuren.” Ook heeft Brand weleens op de tenen van een collega ge- staan. “Een patiënt met meningitis werd relatief laat ingestuurd door de huisarts”, vertelt hij. Het is vijftien jaar geleden. “Ik belde de huisarts op, verontwaardigd: waarom heb je hem niet eerder gestuurd? Daar baalde hij zelf natuurlijk verschrikkelijk van, ook vond hij mijn toon on- gepast. En hij had gelijk. Dat gesprek heeft ertoe geleid dat ik een paar ochtenden met huisartsen heb meegelopen om te ervaren hoe complex hun vak is.”


Ander referentiekader Brand vindt het belangrijk zich te verdiepen in de belevingswereld van een ander. In die van collega’s, maar ook in die van elke individuele patiënt. “Dat is niet altijd gemakkelijk”, erkent hij. “Meestal hebben dokters een ander referen- tiekader. Er is een ziekte geconstateerd, er is een therapie die bewezen en veilig is; waarom zou je die als ouder niet aan je kind geven? Zo denk ik als dokter. Maar veel ouders vinden het naar om hun kind elke dag medicatie te geven. Wil je dat ze dat trouw doen, dan moet je ervoor openstaan hoe zij dat beleven. Om gehoord te worden, moet je eerst luisteren.” Op de kinderafdeling van het Isala ziekenhuis


in Zwolle, waar Brand al twintig jaar werkt, is dat het uitgangspunt. “Met het longteam werken we al een aantal jaren volgens het principe ‘niet voorschrijven, maar voorstellen’. En met resultaat. Ouders en patiënten volgen behoorlijk massaal ons advies.” Dat bewijst een onderzoek van Brand en collega-onderzoekers. Een jaar lang volgden zij elektronisch 135 kinderen met astma om te kijken of en wanneer ze hun voorgeschre- ven dagelijkse inhalatiesteroïden gebruikten. Brand, trots: “De mediane therapietrouw was 84 procent. Veruit de hoogste therapietrouw ooit gemeten bij kinderen en volwassenen met een chronische ziekte, in binnen- en buitenland.” Dat onderzoek vormde de aanleiding voor


Brand om Dansen met de Dokter te schrijven. Het is zijn derde boek. Zijn eerste, De stoel van God, verscheen in 2006. “Tijdens mijn midlifecrisis”, grapt hij. “Ik ben niet op motorrijles gegaan en niet aan een tweede leg begonnen, maar ik heb een roman geschreven.” De aanleiding voor dat boek was een Amerikaans leerboek waarin de Nederlandse handelswijze omtrent het stoppen met behandelen bij prematuren werd vergeleken met nazi-Duitsland. “Daar was ik zo ontzettend boos over. Ik wilde een discussie op gang bren- gen. Niet door een wetenschappelijk artikel maar door een roman te schrijven. Ik wilde al langer een boek schrijven. Dit was het moment.”


CURRICULUM VITAE


Paul Brand (1961), geboren in Haren


1979-1987 geneeskunde, Rijks-


universiteit Groningen 1997-1993


promovendus afdeling Longziekten Academisch


Ziekenhuis Groningen (AZG) 1993


promotie cum laude RUG 1990-1995


opleiding tot kinderarts, Groningen en Curaçao 1995-1997


fellow Kinderlongziekten AZG


1997-heden kinderarts, Amalia kin-


derafdeling en Isala Vrouw- kindcentrum, Zwolle 2006


De Stoel van God 2006-heden


medisch hoofd opleidingen, Isala Academie Zwolle 2006-heden


columnist ‘Veldwerk’, Medisch Contact 2006-2008


Mednet toparts


kindergeneeskunde 2007-heden


honorair hoogleraar klinisch onderwijs, UMC Groningen 2007-heden


hoofdredacteur Praktische


Pediatrie, nascholingsformu- le Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde 2009


Impact Factor 2015-heden


lid bestuur Stichting


Rookpreventie Jeugd 2016


Dansen met de Dokter


Heeft Brand met zijn roman ruim tien jaar na dato bereikt wat hij wilde bereiken? “Ja, het boek werd goed verkocht en goed ontvangen. Er werd over gediscussieerd en onlangs heeft onze beroepsvereniging het standpunt ingenomen dat actieve levensbeëindiging ongeacht leeftijd als een behandeloptie wordt gezien. Nu wil ik niet pretenderen dat dat door mijn boek komt, maar ik ben er wel blij mee.” Zijn tweede roman, de thriller Impact Factor,


kwam uit in 2009. “Door De stoel van God werd ik veel gevraagd als spreker. Ik werd daardoor een beetje de dokter die alleen maar over de dood praatte. Daarom koos ik voor mijn tweede boek een luchtiger thema. Wel met een medi- sche invalshoek, maar ik heb ook mijn fanta- sie de vrije loop gelaten; het is een boek met seks, verraad en wraak.” Impact Factor was veel minder succesvol dan zijn debuutroman, maar aan het schrijven zelf beleefde Brand evenveel plezier. “Bij alle drie de boeken heb ik momen- ten gehad dat ik iets teruglas, een dialoog of een redenering, en dacht: dit is goed, dit klopt. Dat zijn de mooiste momenten. Het schrijven gaat me gemakkelijk af. De enige worsteling is het vinden van tijd.” Zou Brand liever fulltime schrijver zijn? Hij


denkt even na voordat hij antwoordt: “Dat is wel altijd een stille droom geweest. Maar ik ben er te weinig avonturier voor. Ik ontdek graag nieuwe dingen, maar wel op basis van een bepaalde zekerheid. Als schrijver leid je een onzeker bestaan. Bovendien zou ik mijn werk als arts niet willen missen.”


Relativeerdag Dat werk doet Brand al twintig jaar lang vier dagen in de week. In 1997 was hij de eerste mannelijke specialist bij Isala die parttime ging werken. “Mijn vrouw en ik wilden allebei ons aandeel in de opvoeding van onze kinderen hebben. Maar met de jaren is die vrije dag ook mijn relativeerdag geworden. Als ik me een dag heb opgewonden in het ziekenhuis, kan dat een dag erna betijen. Dan ga ik hardlopen of kof- fiedrinken in de tuin. Als je zielsgelukkig wordt van 80 uur werken, is dat prima. Maar voor mij werkt zo’n vrije dag heel goed. Daardoor ben ik een betere dokter op de dagen dat ik werk.” Ook door te schrijven is hij een betere dokter


geworden, stelt Brand. “We leren niet door te lezen, maar door actief informatie te verwer- ken. Wetenschappelijk schrijven helpt stof beter te doorgronden. Creatief schrijven vraagt om andere vaardigheden. Om je te verplaatsen in de belevingswereld van anderen. Ik zou er veel voor voelen om creatieve schrijfopdrachten in de opleiding van artsen op te nemen. Laat bij- voorbeeld een student een patiënt interviewen en er een verhaal over maken.”


<


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92  |  Page 93  |  Page 94  |  Page 95  |  Page 96  |  Page 97  |  Page 98  |  Page 99  |  Page 100