Tekst: Anita Kaemingk Beeld: De Beeldredaktie/Annemiek Mommers
Gastcolumn OVER LEVEN
Anita Kaemingk (51) is neuropsycholoog, technisch wetenschappelijk vertaler en grafi sch ontwerper. Haar partner is cardioloog. Ze heeft
het Lynch syndroom, een familiaire genetische afwijking met een sterk verhoogde kans op darm- en gynaecologische kanker. In 2013 blijkt dat ze ondanks jaarlijkse screening een gemetastaseerd carcinoom heeft. In de serie columns ‘Over leven’ beschrijft zij haar ervaringen met de gezondheidszorg. Dit is de laatste afl evering: Optimist
Zorgverleners en ik, we vormen geen goed setje. “Wat heb je het goed gedaan …,” knikt de psycholoog bemoedi- gend, we hebben elkaar lang niet gezien en nu praten we bij, “… door je situatie te negeren”, vervolgt ze. Huh, negeren? Als er iemand niks negeert, ben ik het wel. Al twee jaar lang zit ik er vol in en vertel behoorlijk vrij over mijn ellende aan iedereen die er maar naar vraagt. “Je vertelt het zo rationeel, voel je dat
ook zo?”, vraagt de maatschappelijk werkster. Hoezo? Moet ik dan huilen? Ze is mijn moeder niet. Ik huil natuurlijk best weleens, na weer een slecht be- richt, tegenwoordig trouwens ook vaker bij iets moois. Maar nu even niet, nu gaat het boven verwachting goed met mij. Bovendien, stel dat ik gemiddeld vier keer per dag mijn verhaal vertel, dan is dit de 2923ste keer sinds de slechtediagnosedag. Dan kan het echt wel een keer zonder tranen, toch? De ergotherapeut rapporteert:
“Patiënt heeft beperkt inzicht in haar lijdenslast”. Oef, die zit. Een vriend, met wie ik wekelijks leven en lijden bespreek, denkt dat de therapeut het persoonlijk heeft opgevat. Ik had haar mijn ergonomische kosten-batenanalyse voorgelegd: praten met hulpverleners kost me veel energie, dat doe ik alleen als er genoeg winst te behalen valt. En dat leek me niet het geval bij haar. De re-
Een optimist is een realist die doet aan risico-calculatie
validatiearts vat het zo samen: “Patiënt ziet af van ergotherapie, mogelijk omdat het te confronterend is.” Ik word gek, er gaat duidelijk iets heel erg fout in de communicatie tussen mij en therapeu- ten. Is hier sprake van beroepsdefor- matie? Of misschien cultuurverschil, als echte Achterhoekse ben ik immers graag nuchter en praktisch? Hoe anders is het in het normale
leven. Van alle kanten krijg ik te horen hoe goed ik het doe, hoe knap ik met de situatie omga, hoe sterk ik ben en wat niet al. Dat is het voordeel van ernstig ziek zijn, je ontvangt enorm veel compli-
menten. Als ik een beetje in mineur ben tijdens onze wandeling, zegt de vriend dat ik niet mijn optimisme moet ver- geten, dat heeft me immers zo goed
door moeilijke tijden heen geholpen. In- eens valt het kwartje, dát is het precies: het ligt gewoon aan mij, ik ben namelijk een optimist. Optimisme gaat beduidend verder
dan de eenvoudige zonnige kijk op het leven. Een optimist is een realist die doet aan risico-calculatie: hoe groot is de kans dat er iets misgaat en hoe erg vind ik dat? Tegenslag is natuurlijk wel even slikken, maar de blik is voor- al gericht op nieuwe mogelijkheden. En dat botst in de spreekkamers van probleemgerichte zorgverleners. Een patiënt die met gevoel voor realiteit vertelt dat ze mogelijk wat sneller doodgaat dan de gemiddelde levens- verwachting aangeeft en niet van het overdadige zorgaanbod gebruik wil maken, staat haaks op de Grote Taak van therapeuten. Ze willen graag warm en invoelend reageren, anders raken ze van slag. Ik wil maar zeggen: het etiket dat je in de spreekkamer krijgt opgeplakt, zegt soms meer over de zorgverlener. “Weet je,” zegt de ergotherapeut
zacht, “eigenlijk doe je het heel erg goed.” Ze fl uistert het bijna. Onmiddel- lijk recht ze haar rug, alsof ze schrikt van zichzelf, en begint driftig in het dossier te bladeren.
ArtsenAuto mei 2016 041
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100