Tekst: Martijn Reinink Beeld: Shutterstock
Column
Nieuwe wet Peter Boot is adviseur bij VvAA financieel-economisch
adviesbureau
opvolger een tijdje als waarnemer in de praktijk te laten werken, voordat hij of zij de praktijk overneemt.” Maar eerst moeten er (mogelijk) nog wat juridische en financiële
hindernissen worden genomen. Brugman: “Wie een solopraktijk heeft, kan zelf zijn opvolger benoemen. Maar wie onderdeel is van een maatschap, heeft met zijn maten te maken. Wat is er afgespro- ken in het maatschapscontract? Vaak wordt zo’n contract opgesteld en belandt het vervolgens in een la, waar het twintig jaar blijft lig- gen. Mogelijk staan er in dat contract bepalingen die destijds zijn afgesproken, maar waar de stoppende praktijkhouder nu niet meer achterstaat. Bijvoorbeeld dat de maten over de opvolging gaan. Het is belangrijk om vroegtijdig de bepalingen in het contract na te lopen en om de tafel te gaan met de maten om de opvolging te bespreken. Open communicatie is alles.”
Waarde van de praktijk Ook dient zich bij de opvolging een aantal financiële kwesties aan. Brugman: “Is de praktijkruimte eigendom of wordt de ruimte gehuurd? In het eerste geval is het logisch dat een opvolger betaalt voor de overname van de ruimte.” Minder vanzelfsprekend is dat de opvolger voor immateriële zaken, zoals een groot patiënten- bestand, betaalt. “In 1987 werd goodwill afgeschaft, maar sinds het vrijgeven van de zorgmarkt in 2006 wordt er geregeld een vergoeding gevraagd voor de economische waarde van een prak- tijk. De minister noemt dat ‘niet wenselijk’. Het zou de kwaliteit van de zorg aantasten: jonge artsen die moeten betalen voor good- will, kunnen dat geld niet in de praktijk of in zorgondersteuning steken.” Zelf heeft Brugman hier geen oordeel over. “Het is niet te vangen in één model”, zegt hij. “Praktijken verschillen sterk van elkaar. Zit een huisarts dertig jaar op één plek of is hij net vorig jaar verhuisd? Is alles ‘state of the art’, is er veel geïnvesteerd en is er veel energie in gestoken? In dat laatste geval vind ik een vergoe- ding te verdedigen. Maar elke stoppende praktijkhouder moet zijn eigen afwegingen maken.”
Tijdens een congres voor tandartsen, dat recent plaats- vond, kwam ik in gesprek met een bijna afgestudeerd tandarts die na zijn afstuderen snel aan de slag wil. Ge- zien de vraag naar tandartsen moet dat geen probleem zijn; vacatures voldoende. Hij wil als zzp’er gaan werken. Deze vorm van werken zou volgens hem een fiscaal
voordeel opleveren doordat op zijn inkomsten een ondernemersaftrek en een winstvrijstelling van 14 procent van toepassing zijn. Bij een omzet van € 200.000,- zou dit inderdaad zomaar een aftrekpost van ruim € 20.000,- kunnen betekenen, afhankelijk van het beloningspercentage dat is overeengekomen. De tandarts, met wie hij in gesprek is over een
opdracht waarbij hij twee dagen in diens praktijk zal gaan werken, voelt meer voor een loondienstverband. Dit zou betekenen dat de genoemde voordelen niet meer van toepassing zijn waardoor, kortweg, zijn netto verdiensten met € 10.000,- zullen dalen.
tandartsen werkt op basis van deze constructie
Ik zei hem dat de tandarts zeker een punt heeft.
Doordat vanaf 1 mei de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie van toepassing is, vervalt de moge- lijkheid om bij de Belastingdienst een Verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming aan te vragen. Deze VAR-wuo bood de tandarts-opdrachtgever de zekerheid dat hij niet achteraf nog aangesproken kan worden op de inhoudingsplicht die bij een dienst- betrekking van toepassing is. Het risico hierop, eventu- eel gepaard gaand met boetes, achtte hij nu terecht te groot en daarom stelde hij een dienstbetrekking voor. Bovenstaand voorbeeld zal bij veel collega’s binnen
Meer over praktijkbeëindiging
Tijdens de training ‘Praktijkstop’, die VvAA verzorgt voor de LHV, gaat Richard Brugman dieper in op de praktische, juridische, financiële en fiscale aspecten van praktijkbeëindiging. Meer info of aanmelden:
lhv.nl/lhv-academie/cursussen/praktijkstop
Deze onderwerpen komen ook aan bod op 4 juni tijdens het VvAA-congres ‘Witte Jas aan de Wilgen’. Meer info of aanmelden:
vvaa.nl/wittejas
de tandheelkunde – en breder binnen de zorg – onder- werp van gesprek zijn. Immers, het merendeel van de tandartsen werkt op basis van deze constructie. Ik heb de jonge tandarts meegegeven dat er alternatieven zijn. Zo is er de modelovereenkomst voor tandartsen, door VvAA en beroepsorganisaties opgesteld en goed- gekeurd door de fiscus. Maar ook een variantmaat- schap is een goede manier om het fiscaal onderne- merschap na het VAR-tijdperk op te zoeken.
peter.boot@
vvaa.nl Het merendeel van de
ArtsenAuto mei 2016 029
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100