moet je ook kijken of dat daadwerkelijk zo is. Je moet dus meten!” De Federatie wil de handreiking graag samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging LHV en in samenspraak met Patiëntenfedera- tie NPCF schrijven.
Koplopers Het zijn vooral huisartsen en specialisten die moeten nadenken over substitutie en die het initiatief moeten nemen. De Sub- stitutiemonitor (zie het kader hieronder) laat zien dat het nog niet zo’n vaart loopt. Feit is wel dat veel lokale initiatieven ‘onder de radar’ gaande zijn en nog niet door de monitor zijn opgepikt. Evengoed zijn nog lang niet alle zorgverleners doordrongen van de noodzaak en de onvermijdelijkheid van zorgsubstitutie. Het risico hiervan is dat de zorgverzeke- raars het gaan opleggen. “Als je ergens naartoe wilt, kun je beter zelf achter het stuur zitten”, benadrukt Janko de Jonge. Een huisarts is vaak blij als een specialist hem in een anderhalvelijnssetting onder- steunt. Omgekeerd is het enthousiasme minder groot: de specialist lijkt bang voor omzetverlies als de huisarts taken overneemt. Wellicht vreest de huisarts een nóg hogere werkdruk. En is hij wel voldoende competent om de specialist te ontlasten? “Je moet het als specialist leuk vinden om af en toe buiten het zieken- huis te werken en als huisarts om extra uitdagend werk te doen”, aldus Van der
er zijn voor substitutie, hoe groter de kans dat het vorm krijgt en dat de taken nog verder verschuiven. Wij denken dat het hiervoor wel noodzakelijk is dat de praktijken kleiner worden, zodat de huisarts voldoende tijd overhoudt per patiënt.”
Linde. “Het zijn vaak de koplopers die er warm voor lopen, die bij elkaar komen en ideeën hebben hoe zij de zorg in goede banen kunnen leiden. Die trekken de rest hopelijk mee.” De meeste huisartsen staan positief
tegenover substitutie, ondanks het groeiende aantal taken van de huisarts en de praktijk. Dat zegt Paulus Lips, LHV-bestuurslid en huisarts in Amster- dam. “Samenwerking tussen artsen is bij substitutie een belangrijke succesfactor, evenals de noodzakelijke (financiële) randvoorwaarden. Zorgverzekeraars kunnen daaraan bijdragen met duide- lijke criteria voor de businesscases die artsen moeten aanleveren om een inves- tering in hun substitutieprojecten voor elkaar te krijgen. Hoe minder drempels
Om de tafel Plannen voor substitutie zijn van harte welkom bij zorgverzekeraars, waaronder Zilveren Kruis. De juiste zorg op de juiste plek is daarbij het belangrijkste uitgangs- punt. In 2014 heeft Zilveren Kruis de eerstelijns aanbieders opgeroepen substi- tutieplannen in te dienen. “De ongeveer 75 binnengekomen plannen hebben voor een deel tot afspraken geleid”, vertelt adviseur zorginkoop Marieke Pronk. “Het enthousiasme was groot, maar vaak ging het om kleine plannen, die niet altijd doelmatiger bleken.” Zilveren Kruis heeft daarom elf eerstelijns ‘regiotafels’ opge- richt, waar huisartsen, zorggroepen en gezondheidscentra samen kijken wat aan substitutie kan worden afgesproken, wat medisch mogelijk is, wat echt doelmati- ger is in de eerste lijn, en waarvoor draag- kracht is bij onder anderen de huisartsen. Pronk: “Er moeten binnen hooguit drie jaar meetbare resultaten te behalen zijn. De afspraken moeten dus gemonitord worden en wij vragen zorgaanbieders zich ook financieel te committeren aan de te behalen resultaten.”
<
Voorlopige resultaten Substitutiemonitor
Hoeveel zorg van de tweede naar de eerste lijn wordt ver- plaatst, wordt bijgehouden met de Substitutiemonitor, ontwikkeld door KPMG in opdracht van Zorgverzeke- raars Nederland (ZN). De eer- ste peildatum was 1 juli 2015. Verzekeraars hadden toen voor zo’n 61 miljoen euro aan substitutieafspraken gemaakt met de huisartsenzorg en mul- tidisciplinaire zorg. Weliswaar
zijn dit voorlopige resultaten, op basis van ramingen, maar volgens VWS-minister Edith Schippers is het een begin. De zorg waarover de
meeste substitutieafspraken werden gemaakt, waren cardiovasculair risicomanage- ment (CVRM), het plaatsen en verwijderen van een spiraaltje, substitutie van spoedeisende zorg naar de huisartsenpost, kno-zorg, oogzorg, zorg met
betrekking tot dermatologie, cardiologie, osteoporose, diabetes type II, COPD, gees- telijke gezondheidszorg en ouderenzorg. Een deel van de afspraken
is gemaakt binnen de groei- ruimte van 1,5 procent die extra aan de eerste lijn is toegekend voor onder meer substitutie; het andere deel hebben verzekeraars kunnen maken door budget te ver-
schuiven uit andere sectoren. Op de peildatum 1 juli 2015
is het budget dat verzekeraars in de medisch-specialistische zorg en ggz door substitutie hebben ‘vrijgespeeld’ respec- tievelijk 48,9 en 14,9 miljoen euro. Hiervan hebben verze- keraars respectievelijk 24,9 en 8,3 miljoen euro geïnvesteerd in de huisartsenzorg en multi- disciplinaire zorg ten behoeve van substitutie.
ArtsenAuto mei 2016 025
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100