Onvergetelijk
Tekst: Jot Wolthuis Beeld: Marcel Leuning
Ontmoeting
In een ziekenhuis vinden soms onverwachte en bijzondere ontmoetingen plaats. Zo werd een jonge dokter in spe, in 1964 tijdens zijn co-schap in Leiden, bij een patiënt geroepen die vele jaren eerder een belangrijke rol in zijn leven had gespeeld. Aan het woord oud-internist Jot Wolthuis uit Almelo.
‘Zelfs in het jappenkamp in Indiё heb ik mij altijd netjes gedragen’
“
Oproep Iedere medisch professional heeft wel een patiënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Omdat de omstandigheden bijzonder waren, het behan- deltraject aangrijpend, of juist omdat zich iets grappigs voordeed in het contact. Wilt u ons uw verhaal laten vertellen, dan nodigen wij u uit contact op te nemen, 030 247 40 23;
m.enzlin@artsenauto.nl.
040 augustus 2012 ArtsenAuto
verricht, zoals bloedprikken of het maken van een ECG. Op een zondag waarop ik als co-assis- tent dienst had, werd ik gebeld met het verzoek een ECG te maken bij een patiënt die daar was opgenomen met mij onbekende klachten. Welgemoed stapte ik, met het ECG-karretje met klapperende zwenkwieltjes over de Gouden Drempel op zoek naar de opgegeven kamer. Ik klopte keurig aan en werd binnengeroe-
pen. In bed lag, met de deken tot de kin opge- trokken, een oudere dame. Ik gaf haar een hand en noemde mijn naam. Zij vroeg mij wat ik kwam doen en toen ik de reden van mijn komst had uitgelegd en haar had verzocht het boven- lichaam te ontbloten, ontsnapte haar een diepe
Op de afdeling Inwendige Geneeskunde, van wat in 1964 nog het Academisch Ziekenhuis Leiden heette, bevond zich tussen de ‘gewone’ afdeling en de klasseafdeling een drempel, die om duidelijke redenen door co-assistenten de Gouden Drempel werd genoemd. Het was de co-assistenten niet toegestaan deze drempel te passeren, anders dan wanneer tijdens dienst- tijd hand- en spandiensten moesten worden
zucht en zij sprak: ‘Zelfs in het jappenkamp in Indië heb ik mij altijd netjes gedragen. En nu moet ik mijn bovenlichaam zomaar bloot maken voor zo’n jonge man.’ Het toeval wil dat mijn moeder, terwijl mijn
vader in Birma was, ook gedurende drie jaar in een soortgelijk kamp was geïnterneerd, samen met haar drie kinderen (vijf, vier en twee jaar oud) van wie ik de jongste ben. Ik vertelde dit aan de patiënt. Zoals altijd in een dergelijke situatie is dan onmiddellijk de wedervraag, welk kamp dat dan wel was geweest. Ik antwoordde haar naar waarheid dat het een kamp in Am- barawa was geweest. De blik in de ogen van de patiënt veranderde direct en zij vroeg mij hoe ik ook alweer heette. Na het nogmaals noemen van mijn naam trok er een brede glimlach over haar gezicht en sprak zij de voor mij historische woorden: ‘Gut, maar dan ben jij Koos of Jot.’ Ik vertelde haar dat ik inderdaad Jot word
genoemd en daarna was er geen houden meer aan. Zoals al snel duidelijk werd, woonde mijn patiënt destijds in dezelfde barak als wij, en wanneer mijn moeder corvee had of andere verplichtingen, zorgde zij ervoor dat ons niets kon overkomen. Enige tijd heb ik op allerhande vragen betref-
fende mijn moeder antwoord gegeven. Het was daarna niet meer nodig om het haar nogmaals te vragen, want met een breed gebaar deed zij haar pyjamajasje uit en nodigde zij mij uit het ECG te maken.
”
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84