Interview
‘De Olympische Spelen organiseren, levert Nederland geld als water op’
professionalisering van de topsport. Parallel hieraan steeg het aantal behaalde medailles van 11 in Seoel via 15 in Barcelona naar 19 in Atlanta. Op de afsluitende persconferentie in Atlanta voorspelde ik dat we vier jaar later in Sydney 30 medailles zouden winnen. Iedereen dacht dat ik gek was geworden, maar het werden er uiteinde- lijk 25, de hoogste score ooit. Het is ongelooflijk moeilijk gebleken om dat hoge niveau vast te houden. In Athene werden het er 24 en in Peking 18. Als we in Londen hetzelfde aantal medailles halen als in Peking, ben ik dik tevreden.” Naast topsport heeft ook de breedtesport de
volle aandacht van Bolhuis. Als voorzitter hoopt hij de sportparticipatie onder Nederlanders flink op te krikken. “Nu beweegt 62 procent van de Nederlanders regelmatig, in 2016 moet dit percentage op 75 procent liggen. Je hoeft echt niet de 100 meter in 11 seconden te lopen, maar gewoon één tot twee uur per week sporten om jezelf gezond en fit te houden.”
Uitdaging De organisatie van de Olympische Spelen zou de breedtesport een boost kunnen geven. Bolhuis hoopt de Spelen in 2028 naar Nederland te kun- nen halen. De mogelijke kandidaatstelling ligt gevoelig in de samenleving, onder meer vanwege de hoge kosten. Bolhuis begrijpt niet veel van alle ophef. “Voor het bedrijfsleven zijn de Spelen in eigen land het mooiste wat er is, het levert geld als water op. Alleen moet je wel goed bedenken hoe je dat commercieel uitbaat.” Ook verwacht Bolhuis dat een land als Nederland in staat is de Spelen te organiseren. “Als IOC-voorzitter Jacques Rogge mij morgen belt met de vraag of Nederland in een noodsituatie in 2024 de Spelen kan organiseren, dan weet ik zeker dat ons dat gaat lukken.” Tandarts en bestuurder; door zijn dubbel-
functie leeft en werkt André Bolhuis in twee werelden. “Mijn werk als tandarts is eigenlijk heel eenvoudig, het is een afgebakend speelveld dat – als je het eenmaal beheerst – weinig ver- rassingen kent. Ik kan iedereen zonder kiespijn en met mooie tanden het einde van zijn leven laten halen. Aan dat doel werk ik als tandarts met hetzelfde fanatisme als toen ik topsport bedreef. Voor mij is iedere patiënt weer een
012 augustus 2012 ArtsenAuto
uitdaging en is iedere behandeling een wed- strijd. Heeft de patiënt geen gaatje? Dan heb ik een goede wedstrijd gespeeld. Maar gaat er iets kapot? Dan voelt dat als een nederlaag en dan ga ik – net zoals in een echte wedstrijd – het gevecht aan om het verlies te repareren. En dat lukt me vrij aardig. Van de mensen boven de 70 jaar in mijn praktijk heeft 90 procent nog eigen tanden en kiezen.”
Perfectie Bolhuis beschrijft het cruciale verschil tussen tandheelkunde en besturen: “Mijn vak als tand- arts is eigenlijk een extreme vorm van lineair procesdenken. Als ik ergens aan begin, zie ik het probleem, visualiseer ik hoe een gezond gebit er uiteindelijk uit moet zien en doorzie ik alle tussenstappen die ik als tandarts moet nemen om uiteindelijk dat gezonde gebit te rea- liseren. In mijn rol bij NOC*NSF werkt het totaal anders. Dat kun je het beste vergelijken met de sport: je kunt zelf heel goed spelen en toch verliezen. Omgekeerd kun je slecht spelen en toch winnen. Besturen is net zo; het is niet zo dat als je op knopje x drukt automatisch lampje y oplicht. Als tandarts ben ik gewend problema- tiek terug te brengen tot vastomlijnde vakjes maar als bestuurder gaat dat soms gewoon niet. Op die momenten kan ik weleens gefrustreerd of teleurgesteld raken, terwijl mijn medebe- stuurders van NOC*NSF op dat moment dan zeggen: ‘joh waar maak je je druk over?’. Zij zijn als directeur van een multinational of als burgemeester van een grote stad gewend om op de kilometer nauwkeurig te werken, terwijl ik als tandarts heel nauwkeurig werk op een speelveld van 40 micrometer. Het is dan soms heel moeilijk om dat streven naar perfectie van me af te zetten.” Daarbij heeft de sportwereld zo zijn eigen
dynamiek. Bolhuis vertelt dat hij regelmatig in de krant leest over bestuurders uit het bedrijfs- leven die het voornemen hebben om een sport- club te gaan leiden als een bedrijf. “Dan denk ik altijd: dat gaat je niet lukken. Want een sportor- ganisatie wordt geregeerd door emotie. Iedere dag moeten journalisten weer drie pagina’s in de krant volschrijven over jouw club. Dat geeft een enorme druk op jou als bestuurder. Je denkt al snel: als ik vandaag een foutje maak, wordt dat morgen enorm breed uitgemeten door columnisten. Dat beperkt je ruimte om te manoeuvreren. Daarom las ik als topsporter be- wust nooit de commentaren van journalisten.”
<
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84