Personen- en familierecht
Varianten
Naast voornoemde onderwerpen die een rol spelen bij het vormgeven van een finaal verrekenbeding, is het ook mogelijk een finaal verrekenbeding verplicht of facultatief te maken, maar ook eenzijdig of wederkerig. In de regel zal de verrekening verplicht zijn bij het einde van het huwelijk. Van een facultatief verrekenbeding is sprake als bij het einde van het huwelijk een echtgenoot het recht heeft om verrekening te vorderen. Maar daar dus ook van af kan zien. Een finaal verrekenbeding is wederkerig als het werkt bij het einde van het huwelijk, ongeacht wie van de echtgenoten als eerste komt te overlijden. Is de werking afhankelijk van het als eerste overlijden van een met naam genoemde echtgenoot, dan is sprake van een eenzijdig finaal verrekenbeding. Dit is eveneens het geval als is bepaald dat het finaal verrekenbeding alleen werkt als de ‘rijke’ echtgenoot als eerste overlijdt.
Met name wanneer het vermogen van de echtgenoten substantieel van omvang verschilt, kunnen de echtgenoten de wens hebben een finaal verrekenbeding alleen te laten werken als de ‘rijke’ echtgenoot als eerste overlijdt, of de keuze te hebben tussen het al dan niet uitvoering geven aan het finaal verrekenbeding. Daarmee wordt voorkomen dat als de ‘arme’ echtgenoot als eerste overlijdt, de ‘rijke’ echtgenoot over zijn eigen vermogen erfbelasting betaalt.
Gelet op het voorgaande zijn vier varianten van een finaal verrekenbeding te onderscheiden: 1.
2. 3. 4.
Verplicht eenzijdig verrekenbeding Verplicht wederkerig verrekenbeding Facultatief eenzijdig verrekenbeding Facultatief wederkerig verrekenbeding
Met deze varianten kan, vanuit civielrechtelijk oogpunt, goed aan de wensen van echtgenoten worden tegemoetgekomen. Daarbij moeten echter de fiscale gevolgen niet uit het oog worden verloren. Zie daarover de volgende paragraaf.
Fiscaalrechtelijk perspectief – fictiebepaling art. 11 SW
Het mag duidelijk zijn dat het werken met een finaal verrekenbeding dat werkt bij overlijden sterke invloed kan hebben op de omvang van de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot. Afhankelijk van het feit of de eerststervende echtgenoot de ‘rijke’
34 PE Notariaat 2022/3
of de ‘arme’ is van de twee, wordt de nalatenschap verkleind of juist vergroot. Deze vermogensverschuiving vloeit voort uit het huwelijksvermogensrecht. Daarmee kan geen sprake zijn van een verkrijging krachtens erfrecht als bedoeld in art. 1 lid 1 SW. Desalniettemin kan een verkrijging krachtens een finaal verrekenbeding belast zijn met erfbelasting, en wel via de fictiebepalingen van art. 11 lid 3 en 4 SW.
Art. 11 lid 3 SW Datgene wat wordt verkregen op grond van een schuldigerkenning of kwijtschelding onder voorwaarde van overleving, is in civielrechtelijke zin geen verkrijging krachtens erfrecht. Wel komt de schuld die daaruit voortvloeit in mindering op de nalatenschap. Om deze onevenwichtigheid recht te trekken, wordt op grond van art. 11 lid 3 SW de verkrijging aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht. Het schuldig erkende of kwijtgescholden bedrag wordt in de heffing betrokken op het moment dat de schuldenaar overlijdt.
Art. 11 lid 4 SW Als uitgangspunt geldt dat echtgenoten een gelijk aandeel hebben in de huwelijksgemeenschap (art. 1:100 BW) of in de verrekening (art. 1:135 lid 1 BW). Het is mogelijk dat echtgenoten hiervan afwijken in een verhouding die zij wensen. Echter, als de verrekening afhankelijk is van het overlijden en is afgeweken van de gelijke gerechtigdheid, dan wordt hetgeen meer wordt verkregen dan de helft, geacht krachtens erfrecht door het overlijden van de eerststervende te zijn verkregen (art. 11 lid 4 SW).
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40