search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
De vereffenaar en huurovereenkomsten in de nalatenschap


Bij de afwikkeling van nalatenschappen stuiten vereffenaars op diverse vraagstukken. Sommige vraagstukken zijn van meer praktische aard en sommige vraagstukken zijn meer juridisch inhoudelijk. Hierna wordt een aantal onderwerpen aangestipt waarmee een vereffenaar te maken kan krijgen op het moment dat de erflater ten tijde van zijn overlijden huurder danwel verhuurder was. De nadruk ligt hierbij op de huur/verhuur van woonruimte.


mr. C. (Carlyn) Hokken is zowel familierechtelijk als ondernemingsrechtelijk afgestudeerd. Haar hart ligt bij het familierecht en erfrecht. Na bijna zes jaar op een middelgroot kantoor gewerkt te hebben, maakte zij in 2016 de overstap naar Advocaten Familie- & Erfrecht.


mr. A.M. (Maaike) Steegmans vervult als wetenschapper een speciale positie bij Advocaten Familie- & Erfrecht. Ze studeerde notarieel en- Nederlands recht aan de Radboud Universiteit en werkte enige jaren als kandidaat- notaris bij een advocaten- en notariskantoor. Daarna werkte ze als docent en onderzoeker bij het Molengraaff Instituut voor Privaatrecht.


Inleiding: huurregels bij overlijden (ver)huurder


De bepalingen omtrent huur zijn vastgelegd in Titel 4 van Boek 7 BW. Om te beginnen is het bepaalde in art. 7:229 BW van belang. In dit artikel zijn de rechtsgevolgen van het overlijden van de huurder en de verhuurder vermeld. Het overlijden van de huurder of verhuurder doet de huur niet eindigen, zo blijkt uit art. 7:229 lid 1 BW. Deze bepaling is bij huur van woonruimte van dwingend recht (art. 7:268 lid 8 BW).


In dit artikel worden de gevolgen voor de huurovereenkomst en de aandachtspunten voor de vereffenaar besproken in drie situaties: I. als de erflater huurder van woonruimte was; II. als de erflater verhuurder van woonruimte was; en III. als de erflater bedrijfsruimte (ver)huurde.


I. De erflater huurde woonruimte


De vereffenaar heeft de plicht de schulden van de nalatenschap niet te ver te laten oplopen. In de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen (in Bijlage B: ‘Stappenplan lichte vereffening’) wordt ten aanzien van huurovereenkomsten vermeld dat het tot de beheerbevoegdheden van een vereffenaar behoort de huurovereenkomst - van de erflater die huurder was - zo spoedig mogelijk op te zeggen. Op die manier kunnen vereffenende erfgenamen ten aanzien van de huur aan bovengenoemde plicht voldoen. Voor een professioneel vereffenaar, die eveneens moet handelen als goed vereffenaar (art. 4:211 BW), geldt uiteraard hetzelfde. Is er een huurovereenkomst, dan zal dus moeten worden beoordeeld of deze moet worden opgezegd. Wanneer de erflater woonruimte huurde en er geen medehuurder


is (die op grond van art. 7:268 lid 1 BW de huur voortzet), geldt als als hoofdregel (art. 7:268 lid 6 BW) dat de huur eindigt aan het eind van de tweede maand na het overlijden van de erflater. Van deze bepaling kan in de huurovereenkomst worden afgeweken, zodat er ook anders kan zijn overeengekomen. Bovendien kan op grond van art. 7:268 lid 6 BW de huur ook al eerder worden opgezegd, namelijk tegen het eind van de eerste maand na het overlijden. Op grond van art. 7:268 lid 7 BW mag van deze bepalingen niet ten nadele van - onder meer - de erfgenamen van de huurder worden afgeweken. Het is dus zaak voor een betrokken vereffenaar om, in het kader van een vereffening, aandacht te hebben voor de huurovereenkomst.


Zoals aangegeven is het is mogelijk dat in de huurovereenkomst van de bovengenoemde hoofdregel wordt afgeweken door te bepalen dat de huur niet van rechtswege eindigt na verloop van twee maanden nadat de erflater is overleden. De erfgenamen hebben in dat geval een recht op langere voortzetting van de huur dan de twee maanden die in art. 7:268 lid 6 BW staan vermeld. Dat soms de huur langer doorloopt, blijkt ook uit verschillende uitspraken waarin een mede-erfgenaam of vereffenaar wordt aangesproken voor het niet opzeggen van de huur na meer dan twee maanden na het overlijden van erflater. Zie bijvoorbeeld Rechtbank Zwolle-Lelystad 13 december 2004, ECLI:NL:RBZLY:2004:AR8207 en Rechtbank Den Haag 21 november 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:13857. In dergelijke situaties is het voor de vereffenaar van belang om met enige spoed tot opzegging van de huurovereenkomst over te gaan en er uiteraard ook voor te zorgen dat de woning vóór het einde van de overeenkomst is ontruimd.


fbn.nl/pe-notariaat


27


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40