Opdracht Gegeven zijn de volgende stellingen:
Stelling I Een beding in een notariële akte in strijd met de wet is op grond van art. 3:40 BW altijd nietig.
Stelling II Een rechtshandeling, zoals een overeenkomst, in strijd met de wet kan op grond van art. 3:40 BW geldig zijn.
Welke van deze stellingen is juist? A: Stelling I is juist en stelling II is onjuist. B: Beide stellingen zijn juist. C: Stelling I is onjuist en stelling II is juist. D: Beide stellingen zijn onjuist.
PE-punten verdienen d.m.v. het maken van deze opdracht? Vraag een abonnement aan op
fbn.nl/pe-notariaat
Tip
Door cliënten te vragen naar de reden waarom zij iets willen in plaats van wat zij willen, kan een formulering worden gevonden waarmee het gewenste resultaat wordt bereikt en kunnen gelijktijdig mogelijk nietige of vernietigbare clausules worden vermeden (tip ontleend aan de publicatie van J.I. Driessen-Kleijn, ‘Niet- verlatingsbeding’ in samenlevingscontract in strijd met de goede zeden, maar notaris treft geen blaam’, JBN 2021, nr. 43).
Externe bronnen • • • • •
Rechtbank Rotterdam (6 september 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6670) Hof Den Haag (22 januari 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:172)
Rechtbank Amsterdam (27 oktober 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6043) Kamer voor het Notariaat Den Bosch 30 november 2020, ECLI:NL:TNORSHE:2020:27J.I
Driessen-Kleijn, ‘’Niet-verlatingsbeding’ in samenlevingscontract in strijd met de goede zeden, maar notaris treft geen blaam’, JBN 2021, nr. 43
fbn.nl/pe-notariaat
23
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40