Tekst: Martijn Reinink
Financiën
Jaarverantwoording op komst: ‘Dit gaat flink mis’
Het ministerie van VWS en de NZa lijken doof voor waarschu- wingen van accountants- en administratiekantoren in de zorg: voor 1 juni 2025 moeten voor het eerst alle zorgaanbieders financiële verantwoording afleggen over afgelopen jaar. “Als die deadline blijft staan, wordt het een chaos.”
Al in 2022 trekken dienstverleners met veel klanten in de zorg aan de bel bij de NZa en VWS. Vanaf dat jaar vervangt de Wtza de Wtzi en moeten veel meer zorgaanbieders aan een openbare jaarverantwoordingsplicht voldoen. Hun boodschap: het is onmogelijk om op zo’n korte termijn voor zoveel zorgaanbieders de financiële jaarcijfers aan te leveren. Onder de Wtzi gold deze verplichting alleen voor grotere instellingen;
nu moeten alle zorgaanbieders vóór 1 juni verantwoording afleggen over het voorafgaande kalenderjaar en twee vragenlijsten invullen. “Kantoren zijn normaal gesproken een jaar lang hard bezig om voor al hun klanten jaarrekeningen op te maken”, legt VvAA-adviseur Erik van Dam uit. “Nu moet dat in een beperkt aantal maanden tijd.” Deze en andere bezwaren – over onder meer de regeldruk die de
jaarverantwoording met zich meebrengt – maken dat toenmalig VWS- minister Conny Helder in de zomer van 2023 de pauzeknop indrukt. Het gros van de zorgaanbieders hoeft zich pas in 2025 voor het eerst te verantwoorden. Alleen aanbieders die eerder onder de Wtzi vielen en praktijken die na 1 januari 2022 zijn gestart, moeten in 2024 hun verantwoording indienen. “Bij deze relatief kleine groep ging er al veel mis”, weet Van Dam. “Sommige leverden niet kloppende gegevens aan en vele haalden de deadline niet.”
Niet geëvalueerd Toch weerhoudt dit de NZa en VWS er niet van om komend jaar voor alle zorgaanbieders de deadline van 1 juni aan te houden. “Spijtig genoeg blijkt de pauzetijd niet gebruikt om te evalueren en om met een structurele oplossing te komen.” In de tussentijd is wel een microregime geïntroduceerd: kleine zorgaanbieders hoeven minder vragen te beant- woorden en hun financiële jaarverantwoording niet openbaar te maken. “Dat zijn verbeteringen voor kleinere praktijkhouders, maar vele moeten nu wel een beperkte balans en winst-en-verliesrekening aanleveren in plaats van alleen een aantal ratio’s. Voor het werk van de dienstverle- ners maakt dit weinig verschil.” Van Dam voorspelt een ‘chaos’ als de deadline van 1 juni blijft staan.
“Ik snap dat de NZa voor haar toezichthoudende taak recente cijfers wil, maar het lijkt me belangrijker dat zorgaanbieders valide informatie aanleveren. Overigens vrees ik dat alle capaciteit straks uitgaat naar het behandelen van duizenden uitstelverzoeken en dat de NZa helemaal geen tijd heeft om naar de cijfers te kijken. Laat staan om daarop te handhaven. Als het blijft zoals het is, gaat dit straks flink mis.”
Elma van Vulpen is financieel planner bij VvAA Partnerpensioen
In het nieuwe pensioenstelsel zijn er ook wijzigingen die het partnerpensioen betreffen. Belangrijk om hiervan op de hoogte te zijn, want naast het emotionele aspect kunnen bij overlijden de financiële gevolgen voor de partner ingrijpend zijn. Daarom een kort overzicht van de belangrijkste wijzigingen. Waar nu nog sprake is van verschillende toezeggingen, is er in de nieuwe pensioen- wet nog maar één soort toezegging voor het partner- pensioen in geval van overlijden vóór pensioendatum. Dit partnerpensioen bedraagt maximaal 50% van het pensioengevend salaris. Maar let op: een lager percenta- ge is ook mogelijk. Een voorbeeld: u verdient € 90.000,- bruto per jaar en komt voordat u de pensioendatum bereikt te overlijden. Het pensioenfonds verzekert 40% bij overlijden. Uw partner krijgt dan levenslang een part- nerpensioen van € 36.000,- bruto per jaar uitgekeerd. Dit pensioen is op risicobasis verzekerd, wat betekent dat hier niet daadwerkelijk voor wordt gereserveerd en het bij uitdiensttreding vervalt. Wel kunt u na uitdiensttreding nog een bepaalde periode verzekerd blijven.
Mogelijk aanvullende maatregelen nemen
Ook komt er duidelijkheid over wie recht heeft op het partnerpensioen. Voor gehuwden en geregistreerd partners was dit vaak al wel duidelijk, maar voor samen- woners werden er in de huidige regelingen verschillende criteria gehanteerd. Zoals met betrekking tot de duur van de samenleving of het wel of niet hebben van een samenlevingscontract. In de nieuwe wetgeving wordt dit voorkomen door een uniform partnerbegrip op te nemen. Het criterium om in aanmerking te komen voor het partnerpensioen is het voeren van een gezamenlijke huishouding. Zowel in de oude als nieuwe wetgeving is het partner-
pensioen geen verplicht onderdeel van de pensioenrege- ling. Ook kan het inkomen waarop het partnerpensioen is gebaseerd zijn gemaximeerd. Het partnerpensioen verdient daarom uw aandacht. Mogelijk is het nodig om aanvullende maatregelen te treffen, bijvoorbeeld in de vorm van een overlijdensrisicoverzekering.
elma.van.vulpen@
vvaa.nl
Column 033
FOTO: SHUTTERSTOCK
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100