047
en wrange humor. In brieven naar huis schreef hij dat hij zich vol overgave op zij n studie zou werpen, met ‘alles wat hij in zich had’. Omdat dieren het verdienden liefdevol tegemoet getreden te worden. Mensen niet, mensen hadden het in zij n ogen voorgoed verpest. Hij had defi nitief zij n geloof in de mensheid verloren, schreef hij .
‘Verder leven na Auschwitz is moeilij k’, schreef hij vanuit Utrecht aan zij n moe- der. ‘De gemiddelde vergassingsproductie van Auschwitz was 12.000 mensen per dag, en één keer in september 1944 bereikte men zelfs een getal van 24.000. Toen kreeg het Sonder- kommando-Crematorum wodka, vanwege die enorme prestatie. Nee, de wereld wordt nooit meer hetzelfde. Maar ik heb geen recht van spreken. Ik zat niet in Auschwitz en ik had het goed in de oorlog. Ik heb in die laatste winter nauwelij ks honger geleden, ik had weinig pij n en ik heb nooit kou en ontberingen gekend. Er is slechts één ding wat de oorlog me heeft aangedaan. Eén ding slechts. Ze heeft me het mooiste ter wereld afgenomen.’
“Hij schrij ft af en toe vreselij ke dingen”, zei Geertruida tegen Daniël. Ze gaf hem de brief. “Het is zij n manier om met het verlies om gaan”, antwoordde Daniël nadat hij de brief had gelezen en op tafel had gelegd.
Daniëls notities ... Ik heb lang gewacht. Ik heb alles maar op zij n beloop gelaten. Geertruida begon ook nooit over dat pak dat zich in onze kluis bevond. Ze leek het vergeten te zij n. Patiënt X had het er ook niet meer over. Hij kwam nog twee keer met een klacht bij me en verdween daarna uit mij n praktij k toen hij een betrek- king kreeg bij het Residentie Orkest en naar Den Haag verhuisde. In januari 1948 besloot ik eindelij k te telefone- ren met Matthieu Peeters. Nog steeds zou ik doen of mij n neus bloedde, hoewel ik intussen al heel wat informatie over het paneel en Het
‘De enige man die opheldering kon verschaff en, was gesuccombeerd’
Lam Gods had verzameld. Inmiddels had ik genoeg moed bij elkaar geschraapt om naar België te bellen. Ik draaide het nummer en kreeg een dame aan de lij n. Ze sprak eerst Frans, maar nadat ik me had voorgesteld als een zakenrelatie uit Nederland, schakelde ze over op Nederlands, met een zwaar accent. Het speet haar dat ze het moest zeggen, zei ze. Ze had het niet willen doen, maar ze kon niet anders, zei ze. Ik kon er geen touw aan vastknopen. Wat moest ze zeggen? Ik dacht dat de telefoniste ons verkeerd verbonden had. Maar al gauw bleek dat we het toch over dezelfde persoon hadden: Matthieu Peeters. Haar stem werd lager en haar woorden kwamen langzamer, in de aanloop naar een moeilij ke bekentenis. En ja: het hoge woord kwam eruit: Matthieu Peeters was dood. Niet sinds kort, nee, hij was al meer dan twee jaar dood. Wist ik dat niet? Had niemand mij daarvan op de hoogte gesteld? Vreemd, want alle zakenrelaties van Peeters waren gebeld of aangeschreven. Ik was toch ook een zaken- relatie? Of was ik dat niet?
Ik was perplex. Matthieu Peeters was dood. De enige man die opheldering kon verschaff en over wat ik al die jaren in huis had verborgen, was gesuccombeerd. Ik vroeg aan de vrouw aan de andere kant van de lij n hoe hij was overleden, maar daarop moest ze het ant- woord schuldig blij ven. Er gingen geruchten dat hij was vermoord, maar daar was uitein- delij k onvoldoende bewij s voor. Ik wilde haar vragen of mij n naam haar bekend voorkwam en of deze ergens vermeld stond, maar in plaats daarvan vroeg ik of er een opvolger was. Iemand die Peeters’ zaken verder behartigde. Die was er niet. Zij n bezit- tingen waren verbeurd verklaard en de kunst die hij bezat was, bij gebrek aan familieleden, aan de staat vervallen. Binnenkort zou het grootste deel geveild worden.
Pas toen ik haar brutaalweg vroeg of Peeters altij d zuiver gehandeld had, stopte ze met haar openhartigheid. Voor verder informatie moest ik maar contact opnemen met ene heer Du Moulin in Antwerpen. Hij handelde de zaken verder af. Ik besloot het niet te doen. Tegelij kertij d vroeg ik me af of de heer George Wilkinson in Boston, voor wie het pakket bestemd was, nog steeds zat te wachten. Had hij betaald? Of had hij niet betaald? Verwachtte hij het nog überhaupt? Allemaal vragen die me door het hoofd spookten. Het leek me niet slim nu de naam van Wilkinson te noemen. Ik bedankte de dame vriendelij k voor haar informatie en legde de hoorn op de haak. Achter me stond Geertruida met een kopje thee. Ze maakte me aan het schrikken. Ik was duidelij k niet op mij n gemak, ze zag het aan me. Ik vertelde haar over het telefoongesprek. Ze schudde het hoofd en zei dat ik het pakket nooit voor Peeters had moeten bewaren. Daar had ik nu natuurlij k weinig aan. Ik had het aangepakt en zat er nu maar mooi mee. Nee, ik zag slechts één oplossing. En daarom nam ik op dat moment een besluit ...
Villa Koningslaan is ook online te volgen:
artsenauto.nl/feuilleton
Volgende maand: Gaat Daniël naar de politie om het pakket van Peeters af te geven, of besluit hij iets anders?
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92