search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
014 Interview


artsen willen ook geen maat meer worden. De meerderheid werkt liever parttime.” Dierenarts Frank de Bont legt op RTV Noord


het verband met het grote aantal vrouwelijke dierenartsen. Hij noemt het ‘een groot pro- bleem’ dat er zo veel vrouwen afstuderen, omdat zij parttime gaan werken of stoppen vanwege kinderen, met een dierenartsentekort als gevolg. Langelaar gaat daar niet in mee. “Feit is dat vrouwen nu eenmaal de kinderen baren. Ze zijn er een tijdje uit met verlof. En schapen verlossen kan niet als je zwanger bent. Als je met drie mensen een praktijk hebt, dan is dat lastig. Bij een keten waar tachtig dierenartsen werken, zal dat makkelijker op te vangen zijn. Maar ik vind het raar om het aantal vrouwelijke dierenartsen als een probleem te bestempelen. Het is een gegeven.”


Arbeidsomstandigheden Zoals het ook een gegeven is dat een kwart van de dierenartsen afscheid neemt van het vak binnen vijf jaar na het afstuderen. “Dat is iets wat ons erg bezighoudt. Het blijkt dat men- sen die van de studie komen een ander beeld hebben van de praktijk dan de werkelijkheid. Dat zit ’m deels in de opleiding: misschien ben je niet goed opgeleid of heb je het verkeerde geleerd. Daar praten we met de faculteit over. En het ligt deels aan de werkgeverskant – qua arbeidsomstandigheden valt er wel wat te ver- beteren. Met het Platform Jonge Dierenartsen reiken we een ‘Werkgever van het jaar’-award uit. Daarmee hopen we te bereiken dat men niet alleen de beste diergeneeskundige zorg wil leveren, maar ook een heel goede, leuke werkgever wil zijn.” Waar lopen jonge dierenartsen tegenaan? “De


signalen die we krijgen, gaan over te hoge eisen die worden gesteld. Over de mate van opvang en coaching. En er zijn werkgevers die jonge dierenartsen heel hard laten werken voor heel lage salarissen. Ik hoorde het verhaal van een praktijk waar ze drie jonge dierenartsen hebben aangenomen, waarbij één salaris over die drie wordt verdeeld. Dat kan natuurlijk niet.” Dat rijmt niet met het tekort aan dierenart-


sen. Als je ergens onderbetaald wordt, dan ga je toch ergens anders aan de slag? “Dat zou je zeggen, maar we zien vooral openstaande vacatures in het noordoosten van het land. En wij, Nederlanders in het algemeen, willen de Randstad niet uit.” Die honkvastheid is iets wat Langelaar verbaast. “Ik zou meer mobiliteit ver- wachten, ook binnen Europa. In Denemarken hebben ze een overschot aan dierenartsen. Daar zitten pas afgestudeerde dierenartsen werkloos thuis. Terwijl er in andere landen, zoals Neder- land, vacatures zijn: dan ga je toch daar een paar jaar werken?”


Zelf zet Langelaar als jonge dierenarts wel de stap over de grens. Na haar studie begint ze met haar man een landbouwhuisdierenpraktijk in Frankrijk. Via een vriendin, met een praktijk in Saint-Etiënne, komen ze op het idee. “Ze werkten daar met een soort ziekenfondssysteem. Een club van boeren betaalde een vast bedrag per schaap of per koe per jaar en daar kregen ze dan diergeneeskundige zorg voor. In de Ardèche wa- ren er ook boeren die zo wilden gaan werken.” Langelaar spreekt dan al een aardig woordje


CURRICULUM VITAE


Merel Langelaar (1968) geboren in Loenen aan de Vecht


1986-1991 diergeneeskunde,


Universiteit Utrecht 1991-1992


Master Tropical Animal Production, Instituut voor


vee- en diergeneeskunde, Maisons-Alfort, Parijs 1993-1996


differentiatie landbouwhuis- dieren, Universiteit Utrecht 1996-1998


eigenaar landbouw- huisdierenpraktijk, Sarras, Frankrijk 1998-2005


dierenarts/docent,


Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht 1999-2005


PhD, Afdeling Immunologie, Universiteit Utrecht 2005-2010


onderzoeker, laboratorium


voor zoönosen en microbio- logie van het RIVM 2010-2012


wetenschappelijk secretaris bij de Gezondheidsraad 2012-heden


coördinerend specialistisch senior inspecteur bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) 2015-2017


vicevoorzitter KNMvD 2017-heden


voorzitter KNMvD


Frans. Ze heeft een jaar in Parijs gestudeerd en is er au-pair geweest. “We besloten al snel, jeugdig enthousiast als we waren, het avontuur aan te gaan. Ook wel een beetje naïef natuur- lijk. Marktonderzoek hadden we niet gedaan. In april studeerde ik af, op dezelfde dag zijn we getrouwd. In juni openden we de praktijk in de Ardèche. Mijn man moest nog terug om zijn studie af te ronden. Zat ik daar drie maanden alleen. Ik ben 600 keer doodgegaan, maar ik heb het overleefd.” Het is hard werken, dag en nacht. “We kwa-


men als een soort brandweer langs om allerlei brandjes te blussen. Ons gebrek aan ervaring compenseerden we met service, te veel service. Aan preventieve zorg kwamen we niet toe. En een veterinaire infrastructuur zoals die in Nederland al wel bestond, kenden ze daar niet. Ik wilde melk van een koe met uierontsteking naar het lab sturen, maar er was helemaal geen lab.” Bovendien sluit de helft van de boeren zich, ondanks beloftes, toch niet aan bij de club. “We moesten dus ook nog zieltjes winnen.” Het dierenartsduo werkt er voor minder dan


het minimum jeugdloon. “Dat was voor een tijdje niet zo erg, maar het moest wel een keer beter worden, want een huis kopen en kinderen krijgen, zat er met zo’n inkomen niet in.” Na twee jaar hakken ze de knoop door: het gaat niet werken. “Maar spijt heb ik nooit gehad. Het was een geweldige tijd: het pionieren, de omgeving, het mooie weer en vooral de hartelijkheid van de mensen. Kwam je ’s nachts een keizersnee doen, dan gingen de pannen op het vuur. Of je kreeg een krat appels mee. Als ik ergens heimwee naar heb, dan is het naar de mensen.”


Onlosmakelijk verbonden Terug in Nederland legt Langelaar zich toe op onderwijs en onderzoek, iets wat altijd haar interesse heeft gehad. “Ook daarom was ik blij met ons avontuur in Frankrijk; ik had in de praktijk gezien voor welke ziekten ik onderzoek deed.” Na haar promotie in de immunologie gaat ze aan de slag bij het RIVM, Centrum In- fectieziektebestrijding (CIb), laboratorium voor zoönosen. Ze organiseert in die tijd onder meer symposia waarbij ze humane en veterinaire artsen bijeenbrengt. Dat is altijd een aandachts-


<


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92